klaagzang waarmee de zanger zijn toewijding aan de poëzie kan tonen
Vijftig jaar geleden debuteerde H.H. ter Balkt met zijn bundel Boerengedichten. Ter ere van de grootmeester zal er elke maand een gedicht van Ter Balkt geparafraseerd worden op Notulen van het Onzichtbare. Deze bewerking is van Radna Fabias. Zij schreef het fantastische ‘klaagzang waarmee de zanger zijn toewijding aan de poëzie kan tonen’ op basis van onderstaand werk van Ter Balkt. Lees ook de andere Odes aan de betekenis.
Let op: dit gedicht komt niet goed tot uiting op een iPhone.
klaagzang waarmee de zanger zijn toewijding aan de poëzie kan tonen | Radna Fabias
o jee dichters die bijklussen als pakketbezorger leerkracht melkschuimkunstenaar dichters op
vakantie in het tweede huis van hun ouders dichters die geen regels op papier krijgen dichters
met waterige ogen die zich identificeren met treurwilgen dichters die eens koningen waren nu
narren eindeloos debatterend in rokerige kamers op facebook o goden dichters die op
ambtenaren lijken dichters met agendapunten dichters die van mening zijn dichters met
oplossingen voor de retorische armoede dichters met overeind staande nekharen getriggerd door
de zeepkistgeneratie o jee dichters met snorren uitgeputte dichters wilde dichters doofstomme
dichters twistzieke dichters retropunkdichters nog altijd kegels en katers uit de jaren tachtig
zeulend of god verhoede dichters die geen dichters zijn maar sociologen patiënten psychiaters
politici zonder zetel romanciers zonder grip op het plot of nauwelijks nog dichtende leden van de
john ashberry fanclub of dichters op bezoek bij zieke moeders in bed met lief of rat of beiden
verdrietige dichters die hun hartepijn drukken in veertien vrome versregels oef domineedichters
met de droeve boodschap of dorstige dichters die nietzsche slurpen of verharde dochters die
dichters werden of burgerlijke brood bakkende dichters wandelend scharrelend in het bosaan zee
zuchtend in contact met de natuur of zichzelf verwarrend met hoogbouw in steden waar ze nooit
woonden woeste dichters opvallend blijde dichters of rijmende grappenmakers of eenzame
polemisten die nooit post ontvangen dichtende dromers die nog in goden geloven hermetische
dichters die ook zichzelf niet begrijpen o help dichters die van drank drugs en zelfverwaarlozing
een poëtica bouwden of nostalgische bloemenkinderen bijzonder betrokken dichters
traumadichters navelpluisdichters met ronde buiken hemelbestormers met borsten die om
recensies vragen dakloze dichters arme dichters die boekenbonnen eten dichters zonder
gedichten dichters met een huurschuld dichters die nog thuis wonen o nee dichters in
mini-jurken dichters met kekke brillen zeer jonge dichters bejaarde dichters onaangepaste
dichters onhandelbare dichters dichters met wonden van de tweede wereldoorlog dichters met
namen dichters met kinderen dichters die onbegrepen kinderen zullen blijven treurend om mama
huilend om papa hangend aan de toog of circusdichters of wegkwijnende dichters of opkomende
dichters die prozaïsten moeten worden of xenofobe dichters of hegel-adepten of zwarte dichters
die witregels mijden je gelooft het niet dichters met fans in plaats van lezers lezers in plaats van
vrienden wijn in plaats van liefde je verzint het niet dichters die rappers zijn dichters die
strippers zijn dichters met een gitaar dichters met loop stations dichters met
achtergronddanseressen dichters met harems o help denkende dichters zelfbewuste dichters
fluisterende dichters schreeuwende dichters stotterende rood aangelopen dichters zwijgende
dichters die bang zijn voor clowns bloed vuur spinnen of dichters met doodsangst podiumangst
castratieangst faalangst bindingsangst mensenvrees hoogtevrees ziektevrees sletvrees smetvrees
godsvrees och dichters hoe armzalig net mensen hoe durven ze harry
Achttien Byzantijnse gezegdes uitgespuugd door een vuilnisvat te middernacht op het erf van de coöperatieve maalderij (13 ruiten, 13 treden), in een staat van verval volgens ’t Babylonisch stelsel genummerd | H.H. ter Balkt
1
Voor mij zal geen boom meer hoeven sterven, zei de dichter en hij hing er zich in op.
2
Er bestaat geen andere logika dan de wet van de dobbelsteen, het zesbladig testament van Babel. (De slechte 6 en de heilige 7 samen altijd 13 en onheil.)
3
De spijker steekt uit de muur. De spijker spreekt met stalen stemgeluid, zichzelf begeleidend op zijn kromme snaar: Dichters! En jullie, zangers! En hela, verzenmakers en kruissnavels! Hop! Zijn jullie daar nog altijd? Hebben jullie je hart nog bij jullie? Hebben jullie nog altijd niet ontdekt dat jullie de taal de wereld hebben afgeschreven, stommelingen?
4
Haoe! Haha! Hoor, heggen, honden, rooie oren! De nacht met haar sterbeschenen tanden raffelt de laatste fabel af: verhaal van hoe de oude koningin en de koning veranderden in hun narren en door hun paleis rolden van drie vierkante Angström, als appels, als afgekloven appels. Proklamatie! kalkten in suizende vaart op de tegelvloer de appels, proklamatie dat de stambomen hun terriroria verleggen! Wat dat laatste aangaat zij nog terloops gemompeld, tussen schil en klokhuis, onder de tafel, dat de appels nooit verder van de bomen zijn gevallen.
5
In de schaduw groeit de fallische distel en werpt zijn schaduw van fallische blauwe distel woest over het karrenspoor. Wat blinkt het bos va blinde bloeddorstige vliegen!
10
De strontvlieg moet boven de mesthoop blijven. (Gezegde)
11
De balk in mijn oog is de herberg in het jouwe. (Gezegde)
12
(monoloog) Zal komen, zal aanwaaien andere wind, te laat, zo te laat dat achterdocht het enig kruid zal zijn dat tiert op de vaalten.
13
Op de ikoon in de schouw naast de hammen: … de dichters in hun mantels van mensenvlees, de dichters, de dieven. Of ’t nog altijd Renaissance en Barok sloeg ringeloren hun monogrammen ons linnen. O zonnewijzers, o rollende klokken! Vergulde strofen ontspringen aan hun karmozijnen lippen, jullie rijmbillen. Jullie beginnen als god, op de zolders in den hoge en zakken af naar de wijnkelder onder de grond, bij het nulpunt, bij de mollen, in het holst van de blinde stilte, met purperen puntneuzen, bourgondisch dommelend. Onder de vloeren!
14
Laat jullie dit gezegd zijn door de wraaklustige spijker die de ikoon droeg.
15
Konden mijn komma’s in haken veranderen, in stroppen, mijn uitroeptekens in galgen, hoog zouden jullie hangen!
20
in de lege trog van de taal huilt een afgehakte vinger.
21
Het laatste manifest op de allerlaatste muur op aarde zal gillen: STILTW! ZWIJGEN!
22
Dat de slagregens komen, trouwelozen, en jullie grafschrift vervliege als rook. Jullie laatste woorden, jullie heksen die de geest moesten bezweren.
23
Dat de dichters de alfabetten hebben gemaakt, de oorlogen en de goden, staat dat niet opgetekend in de annalen? De oude annalen snikken over de goden die door de dichters werden gedood. De vossen huilden over de heuvels hoe uit de taal het zilver werd gegoten en de goudstroom. Met list, bij kaarslicht, stalen de dichters het antimoon, ’t kwik en ’t fosfor. Vervolgens rolde ze ’t koper, vervolgens het ijzer, en de zuurstof daarna … Wat ze tot ziel verdichtten druppelden ze vergif in dat het krepeerde. Wat ze tot geest proklameerden roepen ze tot stof uit. Koud kosmisch stof!
24
Verwacht vergif van stilstaand water. (William Blake.)
25
Verboden te wateren. (Verordening van Noach.)
30
De klokken slaan bim.
Ik zak als ik klim.
De klokken slaan bam.
Ik ging toen ik kwam.
—
De parafrases van Ode aan de betekenis zijn, samen met een essay van Fiep van Bodegom en illustraties van Caz Egelie, gebundeld tot een bijzondere kalender die te koop is in onze webshop. Met gedichten van onder meer Dean Bowen, Joost Oomen, Asha Karami, Astrid Lampe, Hannah van Binsbergen, Alfred Schaffer, Tonnus Oosterhoff, Radna Fabias, Maarten van der Graaff en H.H. ter Balkt.