Radio Debuut | Het aanbidden van Louis Claus
Tijdens Nieuwe Types hoorde je Valentijn bij Radio Debuut, dompel je hier onder in zijn debuutroman!
In de podcast Radio Debuut worden tijdens festival Nieuwe Types debutanten Valentijn Hoogenkamp, Roos Vlogman en Yentl van Stokkum geïnterviewd door Selm Wenselaers over hun debuten, debuteren in coronatijd en het belang van literatuur. Luister Valentijn Hoogenkamps bijdrage aan Radio Debuut en/of scroll door naar een fragment uit zijn debuutroman Het aanbidden van Louis Claus, een videovoordracht en een luisterlijst van de auteur.
Luisterlijst van Valentijn bij zijn roman
Fragment uit Het aanbidden van Louis Claus
De tl-balken in Karoliens atelier zijn altijd aan. Achter een geborduurd kamerscherm ontdoe ik me van mijn spijkerbroek, die op de grond ploft. Ze zitten klaar, zeven studenten die mij naakt gaan tekenen. Mijn bottige polsen en enkels maar zachte buik en borsten. In het gelige kunstlicht kleuren mijn blauwe plekken groen. Karolien spiekt om de hoek van het kamerscherm en laat haar ogen snel langs mijn lichaam glijden. Was dikker beter geweest, met meer plooien en schaduwen? Zonder iemand aan te kijken loop ik naar het midden en ga zitten op de klapstoel die ze heeft klaargezet. Het plastic zuigt zich vast aan mijn blote billen. Kort legt Karolien de opdracht uit aan haar studenten en verdwijnt zelf ook achter een ezel, zodat alleen haar benen nog te zien zijn. In de hoek van het lokaal, bij de metalen wasbak, ligt een berg uitgeharde flarden acrylverf. In elke flard zit een ronde opening van de spuitmond waarlangs de verf zich had opgehoopt voordat hij werd afgekrabt en op de andere flarden geplakt. Ik hoop dat ik door het poseren zelf ook weer ideeën krijg. De opdrachten zijn langzaam opgedroogd, ook daarom kan ik deze klus goed gebruiken.
‘Als je een landschap schildert,’ zei Destiny, ‘dan zijn dat gewoon vlakken. Als je ver genoeg inzoomt wordt alles een kleur. Maar zodra je mensen toevoegt, bijvoorbeeld twee wandelaars in de voorgrond, is dat het enige waar je naar kijkt. Mensen, al zijn ze zo groot als lucifers, beheersen het landschap. Zijn het wel wandelaars? Wat is hun verhaal? Ik wil geen verhalen, daarom schilder ik geen mensen.’
‘Als je met huidkleurige verf een groot vlak maakt, zou dat dan geen hoop mensen kunnen zijn met verstrengelde ledematen?’
‘En welke kleur zou ik volgens jou moeten gebruiken voor huid?’ vroeg ze.
‘Kun je iets rechter op gaan zitten,’ vraagt Karolien. ‘Je zakt een beetje in.’
Gehoorzaam rol ik mijn schouders naar achteren en steek mijn borsten vooruit. Aan hun blikken valt niet af te lezen of ik begeerlijk ben. Houtskool schraapt over vellen papier, iemand veegt me met een soepele polsbeweging tot een zwierige, grijze vlek. Om de paar meter staat een ezel opgesteld. Omdat de studenten me bekijken, kijk ik naar hen. Naar een meisje van wie de blote armen op en neer gaan terwijl ze lijnen trekt. Er trilt een spiertje in haar nek. Naast haar maakt Karolien grote, weidse bewegingen alsof ze een orkest dirigeert. Aan de wanden hangen planken met containers verf en glazen stopflessen. Vazen en kattenbotjes, uitgespreid op een kleedje. Een omgekeerde fedora waarin pauwenveren liggen. In de hoek hangen overhemden vol verfvlekken om te gebruiken als schort.
Toen ik toelating deed voor de kunstacademie kreeg ik de opdracht om iets onzichtbaars te maken. Daarvoor had ik een spiegel stukgeslagen en een wit hemd en een oma-onderbroek met de scherven beplakt. Ik had alleen secondelijm, die bubbelde langs de scherpe randjes en sommige scherven lieten bijna los, bungelden aan één puntje.
De andere kandidaten die op stoeltjes in de gang zaten te wachten droegen camouflagekostuums en torsten met beschilderde muurtjes waarin het patroon doorliep. Tien minuten voordat ik aan de beurt was liep ik naar het toilet om de spiegelbikini aan te trekken. In een stinkend hokje liet ik mijn broek op mijn enkels zakken en trok mijn sweatshirt over mijn hoofd. Het witte hemd trok ik zo wijd mogelijk open, maar toch begon het te rimpelen. De scherven draaiden naar binnen en een paar lieten los, vielen tinkelend op de vloer. Centimeter voor centimeter wurmde ik het hemd omlaag. De punten gleden langs mijn gesloten ogen, krasten langs mijn armen, langs Louis’ naam en over mijn borsten waarin rode sneetjes verschenen. Minuscule druppels welden op, smolten aan elkaar en liepen langzaam omlaag. Ik legde een hand over mijn schaamhaar. Wijdbeens stapte ik in het broekje, maar een scherf sneed toch in mijn scheenbeen. De jaap stroomde meteen vol, ik bette hem af met wc-papier dat zacht werd en scheurde. Met mijn kleren in mijn tas liep ik naar het auditielokaal, bloeddruppeltjes vielen op het blauwe zeil. Binnenkomen, afgewezen worden en me zo snel mogelijk weer aankleden. Twee mannen en een vrouw met spiegelende brillenglazen keken naar de wonden op mijn armen en benen. Door het zweten leek het bloeden veel erger. Het was de bedoeling dat ze naar mijn kruis keken en zichzelf weerspiegeld zouden zien. Een van de mannen zei dat ik beter op zoek kon gaan naar een ehbo-kist. Toch wilden ze me een kans geven.
In de verste hoek van het atelier zit een jongen die me onafgebroken aanstaart. De capuchontouwtjes van zijn paarse hoody zijn kapotgekauwd. Zachtjes prevelt hij woorden, alsof hij me wil bezweren. Pas als Karolien de laatste tien minuten omroept, begint hij met een stompje houtskool te krassen op zijn papier.
Achter het kamerscherm kleed ik me weer aan en wrijf hard over mijn armen en benen, die haast gevoelloos zijn. Ik wil er niet te veel van verwachten, maar hoop dat ik mezelf in hun portretten herken. Op grote vellen hangen ze langs de wanden. Een meisje met een stompe neus heeft de mijne ook afgeplat. Een lange, golvende jongen heeft me bedekt met bloemen op strategische plaatsen. Uit mijn navel groeit een roos. Karolien heeft de stoelpoten beter vastgelegd dan mijn benen, het metalen frame spiegelt en glanst. Aan het einde van de rij hangt de tekening van de jongen met de hoody. Zijn portret is een schreeuwende oervrouw. Mijn billen staan op ontploffen en hij heeft me kleren aangetrokken: een string die strak in mijn vlees snijdt en een bh waar twee meloenen uit puilen. Met een stanleymes heeft hij een diepe snee door mijn vagina gehakt. Na de les tikt hij zachtjes op mijn schouder en vraagt of ik koffie met hem wil drinken. Ik bedank, misschien een andere keer.
—
Het is 2003, de zomer dat de dochter haar broek te kort afknipt en Louis Claus naar school komt in een clownspak, de zomer dat haar vader een tumor ontdekt in de borst van haar moeder tijdens het vrijen, haar vriendin Juicy van school wordt gestuurd vanwege coke-gebruik en van een meisje dat zwanger raakt in de schoolvakantie tussen groep acht en de brugklas zonder te weten wie de vader is. De naam van Louis heeft ze in haar arm gekrast. Na de zomer gaan ze elk hun eigen weg, maar ze blijven elkaars leven op afstand bepalen. Als haar moeder sterft raakt de dochter geobsedeerd door Louis Claus, die een hoofdrol speelt in al haar verhalen. De roman gaat over de dunne grens tussen werkelijkheid en fantasie, over zwijgen of je uitspreken.
Debuutroman Het aanbidden van Louis Claus van Valentijn Hoogenkamp is doortrokken van begeerte, droefheid en seksualiteit. Een symfonie van gesprekken en dromen, een poëtisch en licht verhaal over liefde en rouw. De roman verscheen op donderdag 11 februari bij De Bezige Bij en is (online) verkrijgbaar bij je lokale boekwinkel.