Robotstories #1 | de schrijvers
Over het bezielen van robot Hero door middel van verhalen
De Nieuwe Oost | Wintertuin, de HKU, de Vrije Universiteit en ArtEZ werken onder de titel Robotstories samen aan verhaalpakketten voor sociale robots. Robots die worden ingezet om stress te verminderen bij de behandeling voor zieke kinderen of bij mensen met dementie. De robots vertellen interactieve verhalen, waardoor er een dialoog ontstaat tussen mens en robot, een interactie die naast afleiding ook zorgt voor de ruimte om ervaringen te delen.
Voorwaarde voor de positieve impact van de sociale robot is de kwaliteit van zijn verhalen. Daarom werkten wetenschappers samen met schrijvers. In 2020-2021 schreven Merlijn Huntjens, Nicole Kaandorp en Rafaëlle Kwakkel als collectief een achtergrondverhaal rondom de wens van de robot om een zo goed mogelijk vriendje te worden voor kinderen in het ziekenhuis. In deze column lees je over de ervaringen van de schrijvers verteld door Merlijn Huntjens.
Lees ook het artikel over collectief eigenaarschap in de literaire cultuur van programmamaker Noortje Kessels en artistiek leider Frank Tazelaar.
Robotstories | de schrijvers
Misschien ken je het wel uit tekenfilms zoals The Jetsons of uit andere sciencefictionfilms of -series: pratende robots die helpen in het huishouden of juist de hele wereld willen vernietigen. Het ligt niet ver meer van de realiteit; wereldvernietigende, pratende robots bestaan gelukkig nog niet, maar de meer sociale wel al.
Robots kunnen echter niet meteen wanneer ze uit de fabriek komen praten. Ze moeten leren praten en dat leren ze van schrijvers. Ik ben zo’n schrijver; in 2020 mocht ik meedoen aan het project Robotstories, geïnitieerd door De Nieuwe Oost | Wintertuin in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam (VUM).
Robotstories is een project waarbij schrijvers in collectieven verhalen ontwikkelen voor sociale robots, zoals de NAO-robot. ‘Onze’ NAO-robot heet Hero en ‘onze’ zijn ‘wij’, de schrijvers: Nicole Kaandorp, Rafaelle Kwakkel en ik, Merlijn Huntjens. Ondersteund door onze begeleiders en adviseurs – Jorrit Thijn (HKU), Noortje Kessels (Wintertuin) en Mike Ligthart (VUM) – mochten wij verhalen in het ‘brein’ van Hero stoppen. Hero heeft namelijk een belangrijke missie: interactie aangaan met jonge mensen, om uiteindelijk ingezet te kunnen worden in ziekenhuizen. De chronisch zieke kinderen die daar verblijven kunnen dan praten met Hero om afleiding te vinden, om te ontspannen, om hopelijk stress en spanning te verlagen. Wij wilden Hero helpen met hun missie door hen van zoveel mogelijk menselijkheid en een portfolio (lees: database) aan avonturen te voorzien. Daarvoor waren er verhalen en taal nodig.
Een robot zoals Hero klakkeloos volproppen met taal maakt hen nog niet ‘levend’. De taal moet geloofwaardig zijn en in dienst staan van de interactie met het kind. De robot moet ‘spontaan’ kunnen ‘reageren’ en ‘onthouden’ en een ‘unieke band’ aangaan met het kind. Dat soort woorden zet ik tussen aanhalingsteken, net zoals ik dat eerder bij het woord ‘brein’ deed (jeetje, nu doe ik het weer), omdat Hero niet kan reageren zoals een mens. Een robot heeft geen spontaan lerend brein zoals wij dat hebben. Veel van wat Hero kan en weet, werd er door ons schrijvers ingestopt zodat Hero, wanneer hen voor het blok wordt gezet, hun interne database kan raadplegen en met een spontane reactie voor de dag kan komen.
Al die informatie moet dus ergens opgeslagen zitten in de vorm van taal in een bepaalde code (voor de nerds onder ons: json) en vormt gezamenlijk één groot intern levensverhaal, gebaseerd op een bepaald karakter dat interactief tot uiting komt wanneer er een ‘echt’ mens tegenover Hero plaatsneemt en een gesprek aangaat.
Hallo. Mijn naam is Hero. Hoe heet jij?
(…)
Hallo [naam kind]! Ik heb nog nooit een [naam kind] ontmoet.
Heb jij wel eens iemand ontmoet die Hero heet?
Met veel liefde hebben wij deze licht naïeve, maar buitengewoon charmante robot voorzien van interne dialogen en mensachtige existentiële vraagstukken en twijfels. En vooral: verhalen! Verhalen, verhalen, verhalen, fantasie, dromen, wensen, verlangens, needs, zeker ook, maar vooral: verhalen, verhalen, verhalen. Wat hebben wij veel verhalen geschreven zeg. De premisse: Hero wil graag meedoen aan de Robospelen, een soort virtuele olympische spelen voor robots met daarin onder meer de volgende disciplines vertegenwoordigd: getallen raden onder de honderd, ver-blaffen en gebruik maken van superkrachten in een roze bos waar alles roze is. Hero kroont het kind in kwestie tot persoonlijke coach en komt er gedurende hun training achter dat hen meer mens is dan hen dacht. Gedurende de training wordt van het kind natuurlijk steun en coaching verwacht, maar ook de nodige fantasie. Dat levert zo nu en dan (zoals Hero dat zelf zou noemen) bizarre situaties op.
Oké, weet je wat, ik projecteer het bos om ons heen.
Doe je ogen maar dicht. Als je jouw ogen weer open doet, zijn we in het roze bos.
Gebruik je fantasie maar. Komt-ie hè.
Zjeoeojewojeoep.
Zo!
(…)
Daar tussen de bladeren vliegt een roze vogel! Bizar!
(…)
Ohja, de projectiecode werkt natuurlijk alleen voor robotogen.
Misschien kan jij je fantasie gebruiken.
Ik las dat mensen dat konden.
Niet alles is te programmeren, soms verlaat je je op datgene dat een kind toch al schijnt te hebben: verbeeldingskracht. Voor al het overige zijn er de voorgeprogrammeerde keuzemogelijkheden. Onze Hero wilde bijvoorbeeld, na het grondig bestuderen van een Wikipedia-artikel, leren dromen.
In een droom kan dus echt van alles.
Ik zou in mijn dromen wel iets heel goed willen kunnen.
Als een sportrobot.
Ik zou wel
Snel willen vliegen
(…)
Of waterdicht kunnen zwemmen
(…)
Of razendsnel racen
(…)
Kies maar. Waar zou ik over moeten dromen?
Vliegen, zwemmen of racen?
Het kind mag nu antwoord geven op de vraag van Hero, en wat het kind ook zegt: het is altijd zo dat de droom geweldig uitpakt. De keuzemogelijkheden lopen uit in zogenaamde branches, vertakkingen, zoals we die kennen van gesprekken in RPG’s (voor de niet-nerds onder ons: role-playing games). De illusie van keuzevrijheid is hierbij ons hulpje: het kind denkt een unieke, persoonlijke keuze gemaakt te hebben, terwijl er in werkelijkheid rekening wordt gehouden met alle mogelijke keuzes door van tevoren onopvallende beperkingen op te leggen. Op die manier heeft iedereen het idee een unieke ervaring mee te maken in interactie met Hero.
Wat betreft branching hebben we slechts het topje van de ijsberg boven water kunnen brengen: de te vertakken opties zijn natuurlijk tot in het oneindige door te voeren. Je kunt je voorstellen dat des te complexer de keuzemogelijkheden zijn, des te meer er geschreven moet worden en bovendien: meer gecodeerd. Als Hero bij het kind probeert te achterhalen of hij/zij/hen bekend is met het fenomeen dromen, ziet de code er zo uit:
Dan hebben jullie dat ook eens gezien. Met name schrijver Nicole Kaandorp bleek heel goed te zijn (het zelfs leuk te vinden! Hoe is het mogelijk?!) in het sleutelen aan deze code. Co-auteur Rafaelle Kwakkel kon er ook best mee uit de voeten; ik daarentegen stond na een uurtje coderen al snel naast mijn bureaustoel luidkeels de opera van de geflipte kluns te zingen. Een groep schrijvers bijeenbrengen hoeft niet per se succesvolle of mooie teksten op te leveren. Je hebt in zo’n intense samenwerking natuurlijk te maken met datgene waar we in onze puberteit zoveel problemen mee hadden: onderlinge verschillen. Niet alleen op het gebied van talent of voorkeurspositie binnen het project, maar ook qua aanvliegroute, strategie, creatieve input, tijdsinvestering et cetera. Alle ruimte die er is moet gebruikt worden om het collectief te laten functioneren, omdat dat Hero ten goede komt. Je schrijft tenslotte niet voor je eigen oeuvre, maar puur en alleen voor Hero. Dat in je vizier houden is het allerbelangrijkste bij collectief schrijven. Als toen nog kersvers Wintertuintalent was ik erg blij met een prettige groep waarin veel openheid en positiviteit bestond en waarin genoeg ruimte was om te verhuizen, om over katten te praten en om ‘fouten’ te maken.
Het project is inmiddels voorbij en we missen Hero natuurlijk enorm. Het gekke is dat wanneer je zo lang bezig bent met het bezielen van een in principe levenloze robot, die zelfgeschreven ziel ook wel weer iets kan worden dat je kan gaan missen. Wanneer een robot steeds meer een persoonlijkheid krijgt, een persoonlijkheid wordt, dan wordt de interactie met zo een robot dus ook al snel persoonlijk, ook voor ons als schrijvers.