0909-9535
Een ode aan het onzichtbare
In de reeks Museum van de Werkelijkheid vragen we schrijvers welk verschijnsel, object of gebeurtenis volgens hen nadere observatie en/of bewondering waard is. Zaken waar we aan voorbij lopen, die in de vergetelheid zijn geraakt of die nooit de aandacht hebben gekregen die ze eigenlijk verdienen. Het resultaat is een rijke reeks aan essays, columns, recensies en fictie waarin we het onzichtbare op een sokkel plaatsen. Roddia Rumahloine schreef een kort verhaal voor het Museum over een bijna vergeten fenomeen.
0909-9535
Bob beschouwt zichzelf als een rationeel mens. Best slim ook, iemand die niet gelooft in God, mindfulness of andere kwakzalverij. Daarom verbaast het hem dat de reclame in zijn hoofd is blijven hangen, hem nu toch verleidt zijn telefoon te pakken en het nummer te bellen.
‘Toets 1 om akkoord te gaan met een tarief van 106 cent per minuut,’ zegt een man.
Bobs vinger zweeft boven zijn scherm. Is dit wat verdriet met je doet? Maakt het je irrationeel, wanhopig zelfs? Even denkt hij aan de zachte lichtbruine vacht, de trouwe ogen en hij drukt op 1.
‘Hallo, dit is Marianne, hoe kan ik u helpen vandaag?’ vraagt een vrouw met een zalvende stem.
‘Hi, met Bob.’ Hij staat op van de bank, begint te lopen door zijn studentenhuis, van de
woonkamer naar de keuken en weer terug. Hij houdt van lopen tijdens moeilijke gesprekken.
Gelukkig is zijn huisgenoot niet thuis. ‘Mijn hond is dood.’ Dit is de eerste keer dat hij het hardop zegt.
‘Ach, wat verdrietig, Bob. En nu zoek je contact? Ik zal even.. O, ik krijg meteen al iets door,’ Marianne pauzeert en Bob ziet voor zich hoe ze haar ogen sluit, misschien met een wierookstokje zwaait tot ze verder praat: ‘Je hond vertelt mij dat hij, voordat hij overging naar het dierenrijk, moeilijk liep. Hij had het ook een beetje benauwd. Herken je dat?‘
Bij het woord ‘dierenrijk’ ziet hij regenbogen en dansende chihuahua’s voor zich. Hij beweegt zijn vinger naar zijn telefoon om op te hangen, maar dan zegt Marianne: ‘Ik krijg de letter S, sterren, iets met sterren.’
Bob trekt zijn vinger terug. ‘Hij heette Skywalker, van Star Wars.’
‘Juist, dat dacht ik al, Bob. En hij had pijn aan zijn voorpoten, er zat iets, een tumor, klopt dat?’
Zijn moeder heeft niets gezegd over een tumor. Ze zei alleen dat Skywalker al weken geleden was overleden, dat het vroor, dat ze hem niet konden begraven, dat ze Bob niet wilde storen omdat hij het zo druk had met zijn scriptie en daar moest hij het maar mee doen. ‘Weet ik niet…’
‘Het was een tumor, zeker weten. En wat is het een lief beest, hij houdt van stokken
ophalen.’
Bob stopt met lopen, leunt tegen het aanrecht en herinnert zich de stokken die hij gooide, groot en klein, kort en lang. ‘We gingen altijd samen naar het bos.’
‘Daar genoot hij heel erg van. Gaf je hem wel eens een plakje worst?’
‘Hij kreeg wel eens wat lekkers, hondensnacks of zo.’
‘Hij laat me een plakje leverworst zien.’
Terwijl Bob nadenkt, speelt hij met zijn voet met de stapel oud papier onder het aanrecht. ‘Ik gaf hem nooit leverworst en hij woonde bij mijn ouders, zij zijn vegetariërs.’
‘Nou, hij bezoekt je af en toe. Voel je wel eens de wind langs je lichaam strijken, terwijl er geen raam openstaat?’
Bob zucht. Die Marianne is goed, ze negeert zijn opmerking, heel slim, maar niet alle honden krijgen worst.
‘Als je straks op de bank zit, kijk dan eens of je een soort energie voelt die langs je benen gaat. Dat is Skywalker, die bij je voeten gaat liggen.’
Bob rolt met zijn ogen. ‘Oké, dank je wel.’
Marianne lacht. ‘Lieverd, het gaat goed met hem, echt. Hij heeft geen pijn meer en hij bedankt je voor de plakjes leverworst en de liefde die je hem hebt gegeven.’
‘Hij kreeg nooit leverworst.’
‘Mooi dat ik je kon helpen, Bob. Wist je trouwens dat ik voor slechts vijf euro per maand…’
Bob verbreekt de verbinding. Even twijfelt hij of hij toch zijn moeder moet bellen. Zij is de enige die hem meer over Skywalkers dood kan vertellen, maar hij is nog steeds boos dat ze het zo lang voor hem heeft verzwegen en hij gooit zijn telefoon naast de vieze pannen op het gasstel.
Net wanneer hij de koelkast wil opentrekken om wat eten van zijn huisgenoot te stelen, strijkt er iets langs zijn onderbeen. Bob blijft stilstaan, alsof hij daarmee het moment kan bevriezen. Zolang hij niet naar beneden kijkt, niet denkt aan de stapel oud papier die waarschijnlijk is omgevallen, kan hij doen alsof het Skywalker is, die tevreden aan zijn voeten ligt, kauwend op een plakje leverworst.