Verdrietgebied

Sam Hoeck  - 15 december 2022

Vier alumni van de opleiding Schrijven van het Brusselse RITCS delen waar zij mee bezig zijn

We nodigden vier alumni van de opleiding Schrijven van de Brusselse Media- en Theaterschool RITCS uit om te delen waar zij na hun afstuderen mee bezig zijn. Dit leverde drie heel verschillende publicaties op. We beginnen met Sam Hoeck, zij is onderzoek aan het doen naar wat verdriet kan betekenen en schrijft daar kleine paragrafen over. Op die manier is een prozaïsch familieportret ontstaan over een verdrietgezin waar iedereen met een ander soort verdriet probeert om te gaan. 

 

Verdrietgebied

Je was verdrietig op school want je had luidop moeten tellen tot vijftig en dat gaf je het gevoel dat alles op zijn einde liep. Maar niemand zag jouw bezorgdheid en iedereen sprak over de nieuwe zomerschoenen die je droeg. Het waren witte sandalen met klittenband en je trok ze altijd strak aan omdat je zo grip kreeg op de wereld, maar niemand luisterde nog want de speeltijd was al lang begonnen en de juf moest binnen het kwartier eerst zichzelf bijeen zien te rapen. 

*

Vaders verdriet bestond vooral uit zijn afwezigheid. Hij bleef nooit heel lang op feestjes en zat niet in de zaal bij je eerste voordracht op de lagere school. Je speelde Kaatje van de molenaar, een meisje dat ’s ochtends alle dingen begroet. ‘Goedemorgen koekenpan, goedemorgen kandelaar.’ Moeder en jij zaten elke avond na het eten te oefenen op de voorwerpen die je begroeten moest, maar je kon ze niet onthouden in de juiste volgorde. Al gauw werd Kaatje gedeeld door twee en nam een ander meisje de helft van je tekst over. Je hebt lang gedacht dat vader niet mee kon omdat je maar een halve rol had. Dat enkel de kinderen met een hele rol hun beide ouders mochten uitnodigen.

*

Je herkende jezelf in de stompe hoek op het bord in de wiskundeles. De meester had aangeduid tot hoeveel graden je opengereten was en je stoorde je aan het willekeurige cijfer dat er stond. Wellicht was dat de reden waarom je, enkele jaren later, huilde toen je met je benen wijd open het gewicht van een jongen dragen moest. Hij zei ‘sorry sorry sorry’ en ‘ik doe het te hard’ terwijl je niet zeker wist of hij al in je zat.

*

Een vrijwilliger van de jongerenlijn vroeg of je iets wou vragen of vertellen en het leek alsof je een belangrijke keuze moest maken dus koos je voor de vraag. Een vraag kan nooit een einde zijn. Je vroeg ‘kan je droevig zijn om niets?’ en de vrijwilliger antwoordde ‘waarover ben je droevig dan?’ waarna je meteen uitlogde en De Sims opstartte. Als je Sims huilen, zie je in hun denkballonnetjes duidelijk waarom. Het maakte je onzeker over je eigen gedachtes en je vroeg je af wat er mis met je was.

*

Het eerste wat ze de volgende ochtend tegen je zei was ‘het komt goed’ terwijl alles net helemaal fout was gegaan. Er was geen enkel spoor van verdriet in huis, waardoor je je afvroeg of je het gesprek met vader en het gesnik van moeder had ingebeeld. Maar op de keukentafel lag al een fruitmand van de buurvrouw en om het halfuur belde iemand om zijn medeleven te betuigen. Moeder was zakelijk beleefd aan de telefoon, zoals wanneer ze belt met een energieleverancier of iemand die om donaties vraagt. Je zag haar pas huilen op de begrafenis. Ze droeg een zelfgeschreven tekst voor en brak bij het eerste werkwoord in de verleden tijd.

*

De schoolpsycholoog had geen eigen kantoor. Ze moest altijd op zoek gaan naar een klaslokaal dat vrij was en eindigde vaak op de bovenste verdieping waar het erg heet was in de zomer. Ze kwam je halen in de klas omdat je in de kantlijn van je schoolagenda had geschreven ‘I don’t wanna be sad forever’ en vaak doelloos naar buiten keek. Eenmaal boven vroeg ze of je wel eens verdrietig was en je drukte haar op het hart dat je geen depressie had. Je kende de criteria uit je hoofd en kon perfect uitleggen waarom ze niet op jou van toepassing waren. Het viel je op hoe ze jou anders behandelde dan hoe jij met je vader omging. Bij hem maakte je geen mopjes en hield je je slechte humeur in. Maar zij liet jou lachen en zuchtte diep bij elke traptrede naar boven. Meer dan wat ze tegen je zei herinner je haar handen die kleine bewegingen maakten als ze sprak. Alles waar ze het over had leek klein.

*

Het leek alsof je moeder een harnas had gekocht dat ze steeds minder droeg. Aan de eettafel prikte ze met een kaarsrechte rug de krielaardappelen op haar vork, terwijl ze ’s ochtends kromgebogen aan het wachten was op het fluiten van de ketel. Het was omdat ze je nu vaker knuffelde dat je wist dat er onder haar kleren niets anders te vinden was dan haar ruggenwervels die als trompetventielen uit haar vel staken. Ze liet zich hangen op onbewaakte momenten: als ze haar tanden poetste of iets deed waar ze niet over nadacht, zoals de trap opgaan.

*

Aangegroeid verdriet, zo noemde een klasgenoot de donshaartjes tussen je wenkbrauwen die je nooit epileerde. Volgens haar zag je eruit alsof je jezelf niet verzorgde wat het gevolg moest zijn van ondraaglijk lijden. Die avond trok je alles uit waar een wortel aan zat: het gras in de berm onderweg van school naar huis en het bosje schaamhaar dat er al jaren stond. Je wist niet waar je het laten moest, dus deed je het dakraam open en legde je je hoopje verdriet neer op het dak. Voor het slapengaan stak je je hoofd uit het raam en was er van verdriet geen sprake meer. Je stelde je voor hoe de kleine, stugge haartjes door de straten waaiden en voelde je meteen lichter.

*

Het was een dag die je te wijd zat en het voelde alsof je verdriet groter was dan toegestaan. Het deed je denken aan die keer dat je oorbellen droeg die te groot waren volgens het schoolreglement. Je zat tegenover de rector en stak twee vingers door je oorring terwijl het er maar één mocht zijn en je zei ‘the bigger the hoop the bigger the hoe’ maar je wist niet wat je zei en moest tien pagina’s straf schrijven en voortaan altijd je benen over elkaar doen. Je dacht aan de diameter van de zon: dat niemand daarover zeurt omdat je er toch niets aan kan doen.

 


Bij de opleiding Schrijven aan het RITCS worden studenten ingewijd in de kunst van het vertellen. Het doel is om inventieve en veelzijdige verhalenmakers op te leiden die na hun studie in diverse disciplines en werkomgevingen aan de slag kunnen. De opleiding kent een multidisciplinaire aanpak, waardoor de studenten de gelijkenissen en verschillen tussen de uiteenlopende narratieve vormen beter leren begrijpen en gebruiken. Zo krijgen zij de kans om te ontdekken waar hun persoonlijke talenten en voorkeuren liggen.

Sam Hoeck studeerde Filosofie aan de Universiteit van Antwerpen en Schrijven aan het RITCS in Brussel. Momenteel volgt ze een ontwikkelingstraject bij het Slow Writing Lab en doet ze onderzoek naar verdriet.