Patroon
Van 2-4 maart staat Patroon, de meerstemmige solo van acteur en theatermaker Ludwig Bindervoet, bij onze De Nieuwe Oost-collega’s in Theater a/d Rijn, daarna is de voorstelling op tour door het land. In 2020 maakte Ludwig deze beeldende, fysieke en talige exploratie van het vader-zoonwezen. De voorstelling werd met lovende recensies ontvangen. Destijds was Ludwig vooral zoon, nu is hij zelf ook vader en proeft hij de woorden als nieuw. Hieronder lees je een fragment uit de intro van Patroon. Meer informatie over de voorstelling, tickets en de gehele speellijst zijn te vinden op de website van Theater a/d Rijn.
Foto door Julian Mailwald.
Over de voorstelling
Patroon is een persoonlijke solo van Ludwig Bindervoet, geschreven door zijn vader Erik Bindervoet en geïnspireerd op Brief an den Vater (1924) van Franz Kafka, over de eeuwig rondzwervende zoon op de vlucht voor de eeuwig afwezige vader. In de voorstelling zoeken vader en zoon het spanningsveld tussen het persoonlijk en het publieke. De theatermaker zoekt als vaderfiguur in een talig spiegelpaleis vol valkuilen, zijpaden en doodlopende wegen naar patronen en hoe deze te doorbreken.
Patroon | Ludwig en Erik Bindervoet
INTRO
Rode leds met daarin OPERAMOORD OP DE PATIO met zwarte verf, Lud blijft liggen met
zijn ogen dicht tot muziek stopt en rode leds naar witte parren gaan, dan staat Lud op, kijkt
naar beeld en begint te praten:
Dit.
Dit systeem.
Heb je van mij.
Heb ik van m’n moeder.
Die zei dat altijd.
M’n moeder met d’r schildklier.
In feite heb ik jou ook van m’n moeder.
Hoe word ik mijn eigen moeder.
Nou ja, systeem.
Het blijft waanzin natuurlijk.
Of geldt dat voor elk systeem?
Neporde in een waanzinnige wereld.
We tollen rond.
Wekken elkaar.
Verwekken elkaar.
De wereld zonder.
De hele wereld plus.
De hele wereld in een zak met pus.
Een harige, blefaritisch bloeddoorlopen traanzak vol met pus.
Het alziend oog.
Vader die in de tuin secuur met een nagelschaartje de druivenstruiken krent alsof ie de haren
in z’n neusgaten wiedt.
Groene vingers, groene herinnering aan wat komen ging.
Ik noem deze herinnering groen.
Een jongen in het donker in zijn kamer.
De kamer met alles wat ons overkomen, alles wat het geval was.
Alle bomen die we hebben gezien onderweg naar Frankrijk.
Met alle kauwen en merels in de bomen die we hebben gezien onderweg naar Frankrijk.
Alle mieren van de wereld.
Alle vlooien die we bij thuiskomst aantroffen op de deurmat.
De gordijnen maken de kamer donker, want het is zomer.
Hij kijkt ernaar, naar zijn vader in de tuin, door een spleet tussen de gordijnen, want hij moet
al in bed liggen.
Overweegt hoe hij hem het beste kan pesten.
Om hem het bloed onder de nagels en de rouwrandjes vandaan te halen.
Spleet. Gordijnen. Tuin. Bed. Tijd. Bedtijd. Avond.
Ik noem deze herinnering rood.
Er kruipt iets uit zijn mond.
Wonderbaarlijk.
Afflictie nummer 1. Geboren worden.
Stop er iets in en er komt iets uit.
Levende materie.
Met de gefrituurde moederkoek er nog aan.
Glimmend als pindakaasolie.
Lijkt op een vogel.
Dat is hem.
Die daar.
Stamhouder.
Voortzetter van het prototypetje.
Herhaler van zetten.
Wettig erfgenaam.
Die daar. Dat daar.
Het scharminkeltje dat op een luie zondagmiddag het badhokje niet uit durfde omdat hij niet
met zijn vader gezien wilde worden, op weg naar het zwembad.
Niet naast zijn grote lange sterke atletische autistische vader gezien wilde worden.
Niet gezien wilde worden.
Niet wilde worden.
Als de vlo die hij was.
Als de vader een boom is, moet de zoon een vlo zijn.
Als de vader een grafheuvel is, moet de zoon een mot in het gasfornuis zijn.
Daarom deed hij de deur op slot.
En bleef hij zitten waar hij zat, op zijn raspende badhanddoekje.
In de wereld van de ongelukkige.
Tot hij gemorrel aan het ingebouwde kluisje in het badhokje hoorde.
Gewrik van sleuteltjes aan de binnenkant.
Toen rende hij achter z’n vader aan, met vlooiensprongen, zo snel als zijn spillebeentjes en
kindervoetjes hem dragen konden achter de badhokjes langs en over de gladde tegels en het
zompige gras van de zwembadgeheimen en het watergepreuzel.
Het scharminkel.
Dat daar. Die daar.
Uitgebeend gymnasiumpikkie.
Tonelist.
Kind.
Fransje.
Alias Amschel.
Alias Zwartveer de Klapkraai
Alias Ludwig.
Alias Loetje.
Alias Toetig.
Aan de hand van zijn vader.
Schriel. Vel over been. Mager.
Net teruggevonden concentratiekampslachtoffer dat ze in de consternatie zijn vergeten te
begraven.
De dood van pierlala.
Dat is zijn lichaam.
Now, eat it!
Schouders. Armen. Vingers. Romp. Ruggengraat. Hoofd.
Neus. Oogholten. Kiezen. Tanden.
Mond.
Waardoor ik spreek.
Hallo, ben ik daar nog?
Er komt nog iets uit zijn mond gekropen.
Een vraag.
Met het zeurende ingevette vraagteken er nog aan.
Om vader te pesten.
Mag ik een glaasje water?
Mag ik een glaasje water?
Mag ik een glaasje water?
Spillebenen. Armen van een gibbon.
Als hij wil kan hij vanuit het midden van de kamer de muren aanraken.
Hij zal zeggen dat ze naar hem toe komen.
De salonanarchist.
Het is zijn lot.
Door mij gegeven.
Ik heb hem dan misschien niet uitgevonden, maar wel gemaakt.
Kapot gemaakt, zegt hij.
Op de wereld gezet, zeg ik.
Mijn wereld.
Zijn wereld.
De wereld van de gelukkige.
De wereld van de ongelukkige.
Jij bent mijn vader, zegt hij.
Pappie van alle pappies, zeg ik.
Onze vader die in de zemelen schijt, zegt hij.
Farther Unsinn who fahrt im Pimmel, zegt ik.
Ik ben de verrader van al jouw geheimen, zegt hij.
Door jou begon ik mezelf een beetje te begrijpen, zeg ik.
Mijn wereld.
Zijn wereld.
En nou gaat hij me in de steek laten.
Laat me niet in de steek.
—
Concept & spel: Ludwig Bindervoet | Tekst: Erik Bindervoet | Regie: Naomi Velissariou | Geluidsontwerp: Jimi Zoet | Lichtontwerp: Rob Daanen | Scenografie & Kostuum: Katrin Bombe | Decorbouw: Roy van der Horst | Publiciteitsbeeld: Lonneke van der Palen | Illustratie & posterontwerp: Mathilde Bindervoet | Scène-fotografie: Julian Maiwald | Trailer: Silvian Ilgen | Techniek: André Goos & Andy Twilt | Productie: Een co-productie van Theater a/d Rijn, aangesloten bij De Nieuwe Oost & URLAND | Patroon is mogelijk gemaakt door Provincie Gelderland, Fonds21, Dioraphte | Met dank aan: Thomas Dudkiewicz