Blue of karmozijnrood
In juni verbleef schrijver Steff Geelen twee weken in Zeeland om te werken aan hun chapbook, dat in oktober zal verschijnen bij Wintertuin Uitgeverij. Deze residentie werd mogelijk gemaakt door het project ‘Schrijvers in Sluis’. Over hun tijd in Zeeland schreef Steff deze column. Klik door om te lezen hoe eerdere residenten hun verblijf hebben ervaren.
Blue of karmozijnrood
Ik word de laatste jaren een beetje angstig van reizen. Vorig jaar merkte ik het voor het eerst op toen ik de hele nacht wakker lag, omdat ik me afvroeg of vier uur van tevoren op een luchthaven arriveren wel tijd genoeg is. Later dat jaar moest ik voor een residentie vijf weken naar Maastricht verhuizen en de week ervoor speelde het gekke kwaaltje met mijn pols weer op. Inmiddels weet ik dat zoiets een dwanggedachte wordt genoemd en sinds ik weet dat het een naam heeft, heb ik er grappig genoeg minder last van.
Iedereen heeft wel eens een storende gedachte. Terwijl je met honderdtwintig over de snelweg rijdt en in een flits denkt: wat als ik het stuur nu omgooi. Of wanneer je langs een afgrond loopt en opeens glashelder voor je ziet hoe je springt. Ons brein produceert de hele dag door vreemde gedachten. Een dwanggedachte krijg je pas als je jezelf door die mogelijkheid, jezelf of een ander iets aan te kunnen doen, bang laat maken. De gedachte zelf is niet gevaarlijk, ík maak hem gevaarlijk.
Nu klinkt twee weken naar Zeeuws-Vlaanderen misschien voor sommigen niet zo enerverend, maar onderschat de talenten van een piekeraar niet. Allereerst moet je er geraken. De reis vanaf Amsterdam is zo’n vijf-en-een-half uur van deur tot deur. Ik besluit naast een loeizware koffer ook mijn racefiets mee te nemen. Daar begint de stress, want met zoveel spullen duurt alles langer en wist je dat de wereld kan vergaan als je de trein mist? Daarom nam ik de lift ook niet. Nee joh, dat duurt veel te lang. Weet je wat ik doe? Ik hijs gewoon mijn fiets op mijn rechterschouder, terwijl ik aan mijn linker dat pokkending van een koffer de stationstrappen opdraag. Wanneer het (niet) nodig is kan ik goed doorbeuken.
Natuurlijk verloopt de reis vlekkeloos en heb ik me voor niks zorgen gemaakt, al heb ik de rest van de week nog last van mijn schouder: ik kan nog steeds denken dat ik onverwoestbaar ben, terwijl het tegendeel zo vaak bewezen is.
In Oostburg heb ik voornamelijk de tijd van mijn leven, mede door de jaren 70-vloerbedekking met bloemetjes, de tuin met de rozen, de zon die iedere dag op mijn kop schijnt, de stilte, de zee, de koren-, gras- en koolzaadvelden, de vogels. Geloof me: ik heb het Zeeuwse landschap een heleboel glimlachjes en vrolijk gezucht geschonken. Toch valt de beukmentaliteit niet volledig van me af. Waar ik me dan het hoofd over breek? Hoe je in vredesnaam één goede zin schrijft. En wat doe je als je jezelf zulke diepzinnige vragen stelt? Juist. Je zoekt de koningin van de goede zin op: Deborah Levy.
Voor wie overtuigd moet worden: ‘He was kind and unjudging, as strangers can be, usually because history had not got in the way.’ Of wanneer het hoofdpersonage in The Man Who Saw Everything zijn liefde voor Walter Müller beschrijft: ‘The damp earth and the cries of small animals and the musky smell of the mushrooms and the taste of him were the sort of life I wanted.’ Als iets zo goed is, denk ik: ga toch weg. Dan schrijft Levy iets wat een belletje doet rinkelen:
‘Perhaps it was blue because I was looking at it.’
= De gedachte zelf is niet gevaarlijk, ik maak hem gevaarlijk.
In Zeeland ontdek ik een fascinerend fenomeen. Pas op, het wordt nu even hogere wiskunde. Laten we voor het gemak mijn chapbook even X noemen. De waarde van variabele X wordt beïnvloed door allerlei zaken. Woordkeuze bijvoorbeeld. Plot ook. Beeldspraak. En grammatica, niet onbelangrijk. Maar, zo ontdekte ik, de waarde van X wordt nog het meest bepaald door Y: mijn rap wisselende gemoed.
Ik kan ontwaken door het gekwetter van vogels in een lome, sprookjesachtige wereld. Als ik mijn chapbook opensla is alles elektrisch geladen met potentie. (Y=10, X=100). Een paar uur later kom ik erachter dat ik blijkbaar overvallen was door een vlaag van waanzin, want er is daadwerkelijk geen fatsoenlijke zin in dat hele boek te vinden (Y=-10, X=-100). Perhaps it was blue because I was looking at it.
De omslag kan door van alles komen: een beetje stress, een afleidende e-mail, een vriend die iets vervelends heeft meegemaakt, omdat ik hangry ben of slecht geslapen heb door de overtuiging dat alle inbrekers en moordenaars in het hele land het gemunt hebben op dit oude huis in een klein dorp in Zeeuws-Vlaanderen, omdat ik er toevallig te ruste lig, maar heeft meestal geen enkele aanleiding. Perhaps it was blue – ja, jullie snappen het wel.
Gelukkig ontdek ik daar ook nog iets anders. Iets wat ik in de stad, overstelpt door constante herrie, ingebouwd tussen beton en baksteen en asfalt soms even vergeet: als je de blauwe zinnen even aan de waslijn laat bungelen, zelf de fiets opstapt, kun je ergens in een verloren uur, tussen de lege wegen en lege velden en de open lucht, slechts vergezeld door kraaien en meeuwen, koeien en schapen, heel makkelijk, eigenlijk in een handomdraai, een spiksplinternieuw, elektrisch geladen, karmozijn- of klaprozenrood gemoed aantreffen.
Steff Geelen door Oscar van Beest
—
Schrijvers in Sluis
Het project Schrijvers in Sluis bouwt voort op het feit dat Sluis door Johan Hendrik van Dale iets met taal heeft. De komende jaren zullen diverse schrijvers, taalkundigen en dichters uit Nederland en Vlaanderen in de gemeente Sluis verblijven. Door de ruimte voor rust en zeeën van tijd vinden zij in West Zeeuws-Vlaanderen volop inspiratie om te werken. Daarnaast verbinden zij zich met Sluis en delen hun ervaringen met het publiek. Het project werkt grensoverstijgend samen met buurtgemeenten aan beide kanten van de grens.