Een vergeelde rand
Wintertuin organiseert elke maand in vier steden Literatuurnest, een werkplaats waarbij makers een tekst aan collega-schrijvers en lezers kunnen voorleggen om feedback te ontvangen en met nieuwe ideeën en inzichten verder te werken. In 2024 biedt Wintertuin een aantal talentvolle Literatuurnest-schrijvers nadien een extra feedbackronde aan en een podium om hun werk te delen met de wereld. Een van die schrijvers is Elisa Ros Villarte, waarvan we met trots het verhaal ‘Een vergeelde rand’ publiceren.
Een vergeelde rand
Boven de verse verflaag Ayers Rock Rood steekt een kanariegeel randje uit. Zo’n zes jaar geleden had mijn vader die gele laag aangebracht: ‘Tape is voor dummy’s.’ Hij was namelijk schilder van beroep, alleen was normaal gesproken zijn doek van canvas en niet van beton. Ik wilde eigenlijk zonnebloemgele muren, maar dat matchte volgens hem niet met de meubels.
Wanneer ik de tape eraf trek, zie ik dat er een paar rode druppels onder zijn gelopen om oranje te kleuren. Maar daar zijn ze jaren te laat voor. De grondlaag is al opgedroogd. De afgedekte slaapkamermeubels lijken vacuüm verpakt. Ik plof neer op mijn dekbed om de natte muren te bewonderen, maar het transparante afdekzeil voelt koud aan.
Dit matras heeft nachtmerries meegemaakt over uitvallende tanden en dromen over een perfect gebit zonder beugel. In de auto van mijn vader zal ik het naar de stort brengen. Het liefst zou ik het bedframe afgeven bij de kringloopwinkel, maar het is afgekeurd op basis van foto’s. De lak was te beschadigd. Misschien wil het ijzermannetje het frame ophalen als ik het aan de juiste kant van de straat achterlaat.
Eerst stond het bed voor het raam. Daar stond mijn vader op, toen hij dacht dat hij net zo goed kon vliegen als schilderen. Ruim drie meter onder het kozijn ligt een rozenperk. Met een goede afsprong was hij op het gras beland. Gelukkig zal ik nooit weten of die hoogte dodelijk is. Twee agenten tackelden hem, waardoor zijn rug vijftig tinten paars kleurde.
Als ik die ochtend mijn tanden niet van rechts naar links had gepoetst maar in de leesrichting, dan had jij die slaappil ingenomen op advies van die vreemden in ons huis – eindelijk rust in onze hoofden.
Als ik mijn bed niet voor het raam had staan maar op de plek van de met boeken gevulde kledingkast, dan had jij geen gevaar gevormd voor jezelf en je directe omgeving.
Als ik een echte Woefie had om te knuffelen in plaats van een pluche labrador, dan had jij iets om voor te zorgen wanneer ik op school zat en hoefde je niet tot de lunchpauze te wachten om tortellini in Tomato Frito te serveren.
Als ik niet voor het eerst mijn benen had geschoren, dan had jij geen tweedehands scheermesje met smurfenblauw schuim tussen de bladen.
Als ik niet onder mijn dekbed had gelegen, te verstijfd om de volumeknop terug te draaien van de podcast over een onopgeloste moord op een rijk wit meisje, dan had jij niet zo staan schreeuwen om de geluiden te overstemmen (hoop ik).
Op dit moment zit mijn vader een paar kilometer verderop in een steriele kamer, zonder dwarrelende stofdeeltjes die hem kunnen aanvallen. Een bed vastgeschroefd aan de grond en een raam dat slechts op een kier opengaat. Dat is in ieder geval hoe ik het me voorstel. Een keertje kwam ik tot de draaideur, maar ik liep rondjes alsof ik over een rotonde reed en niet wist welke afslag ik moest nemen.
Voor het ziekenhuisraam hangen het hele jaar slingers – elke dag is er ergens iemand jarig. Mensen zijn gewoontedieren. Ze wennen snel aan een vreemde situatie als het maar consistent is, zoals een vader die zijn canvasdoeken openrijt met een tandenborstel, doormidden gebroken als een ijsstokje.
Het rokershok is niet overdekt of beschut. Alleen een bordje geeft aan dat deze plek bedoeld is om stoom af te blazen na een lange werkdag. Ik probeerde mijn vaders filterloze sigaretten te herkennen, terwijl die er niet eens tussen konden liggen. Thuis kon ik aan het aantal peuken aflezen hoe zijn dag was geweest: vijf of minder was ‘stil’, vijf à tien ‘oké’, meer dan tien ‘luid’.
Op zoek naar wat restwarmte van mijn vader, trok ik zijn wollen jas, gebreide sjaal en leren handschoenen aan. Dat was niet zo’n doordacht plan. Het John Player Special-sigarettenaroma vermengd met aftershave werd al gauw verdreven door mijn zure zweetdruppels. Nachtenlang sliep ik met zijn geruite blouse om mijn kussen gewikkeld, zelfs nadat de geur al was verdwenen. Ik heb het nog geprobeerd met een warm overhemd uit de droger, maar het is niet hetzelfde.
De rillingen blijven. Met een nieuwe kleur op de muren probeer ik ze te verdrijven. Geel is te zonnig. Zwart heb ik overwogen, maar leek me iets te radicaal (en te definitief vanwege de moeilijkheidsgraad van het overschilderen). Het is Ayers Rock Rood geworden. Voor de precieze kleur heb ik me laten inspireren door de Hortus Botanicus in Amsterdam. Toen ik tussen de woestijnplanten voor de Instagrammuur stond, kreeg ik het direct warm.
Wanneer ik uit bed stap, plakt het plastic aan mijn blote benen. Rode spetters zitten op mijn armen, handen en wangen. Ik lijk wel een kleuter die zonder toezicht is wezen vingerverven. Een haarlok voor mijn ogen is hard en breekbaar geworden.
Ik tape de overgebleven gele muur af, inclusief vensterbank. Het plafond met kanariegele uitschieters laat ik precies zoals het is. Geknield roer ik met een verfhoutje door de roodbruine brij. De penetrante geur doet me denken aan lijm en benzine. Omdat het ongezond is, ruikt het extra lekker. Met mijn acrylnagels tik ik ritmisch op de deksel van het verfblik. ASMR werkt niet wanneer je zelf het geluid maakt.
Als ik in de eindmusical na wat vals ‘Windkracht 8’-gezang op het podium een buiging maak, dan zit jij niet eersterangs op een harde stoel om het vast te leggen met een wegwerpcamera.
Als ik op de rode loper klaarsta in mijn galajurk op eerste paar hakken en met All Stars in mijn handtas, dan sta jij niet tussen het uitzwaaicomité van ouders.
Als ik bij het op kamers gaan mijn lievelingsknuffel heb weggegooid, omdat die te weinig vulling heeft en te veel ruimte inneemt, dan kun jij die niet vervangen door een nieuwe knuffel.
Ik zie in de glimmende rode muur verschillende beelden tussen de verfstreken verschijnen, net als bij een schilderij van Rothko. Bijvoorbeeld de lampen van neerdalende slagbomen en mijn vader die moppen tapt: ‘Mijn telefoon gaat af.’ Zijn onafgemaakte schilderijen op zolder met geknakte klaprozen, die aan het verkleuren zijn door de zon waardoor ze oranje zijn geworden. Wanneer ik door mijn oogharen kijk, lijkt het op een zonsondergang waar hij achter mijn fiets zonder zijwielen aanrent. ‘Waag het niet om me los te laten!’ Hij geeft mijn zadel een laatste duw. Ik trap hard terug, maar de remmen werken niet.
—
Wie schrijft doet dat vaak alleen, zonder kantoor of collega’s. Literatuurnest biedt een ontmoetingsplek waar je met andere schrijvers, dichters, verhalenvertellers en lezers kunt sparren en feedback krijgt op je werk. Gezellig, vrijblijvend en zonder grote verwachtingen.
Er zijn Literatuurnest-edities in Nijmegen, Utrecht, Arnhem en Tilburg (in samenwerking met literair productiehuis Tilt). Elke editie komt maandelijks op een vaste avond samen. Per bijeenkomst is er ruimte voor twee of drie schrijvers om een tekst voor te leggen. De groepen worden begeleid door ervaren schrijvers en redacteuren. Nieuwsgierig naar meer, of wil je een keertje meedoen? Lees meer over Literatuurnest en hoe je je kunt aanmelden.
Literatuurnest Nijmegen en deze publicatie worden mede mogelijk gemaakt door Gemeente Nijmegen.