Oppervlaktes

Fiep van Bodegom  - 11 november 2019

In aanloop naar het Wintertuinfestival zetten vier schrijvers een norm op zijn kop door middel van speculatieve fictie

Het thema van het Wintertuinfestival 2019 is gastvrijheid. Gastvrijheid vertrekt vanuit een gevoel van vanzelfsprekendheid. De vanzelfsprekendheid van een lege stoel aan de eettafel of een vrije kamer voor een onverwachte gast – of op die stoel wordt gezeten of in die kamer wordt geslapen is irrelevant; de ruimte is er. Aan de andere kant is er de vanzelfsprekendheid dat je er simpelweg mag zijn. Je hoeft niet te doen alsof je thuis bent, je bent thuis.
Gastvrijheid is een wisselwerking, een verbond dat gast en host aangaan met elkaar; de vanzelfsprekendheid komt voort uit een gedeelde verantwoordelijkheid voor het gesprek en een ongefundeerd vertrouwen in elkaar. Dit staat haaks op de heersende sociale normen, die de verantwoordelijkheid voor de discussie veelal bij de buitenstaander leggen en gesterkt worden door argwaan.
Met deze reeks zetten we verschillende normen op hun kop om zo dichter in de buurt te komen van wat gastvrijheid nu betekent, en hoe we daaraan kunnen bijdragen. Het idee voor de reeks kwam van oud-stagiaire Anneroos Broersma. Klik door voor de andere teksten.

 

Oppervlaktes

Op onze eerste afspraak vroeg hij of ik van ijs hield en ik zei ja omdat ik er geen actieve afkeer voor heb. Nu eet ik alleen nog ijs om me aan hem te herinneren. Daarna gingen we naar de film, Nieuwe dagen. We vonden de titel toen diepzinnig en toepasselijk met de zelfzuchtige en paranoïde overtuiging van verliefden dat alles in de wereld samenspant om ze bij elkaar te brengen.
Nieuwe dagen was het soort blockbuster dat er volledig op gericht is om de kijkers ontspannen en opgewekt naar huis te laten gaan en dus populair bij al wat oudere stellen. Met grote vaardigheid en minieme artistieke risico’s was de film gemonteerd in een opwekkend ritme dat net onregelmatig genoeg was om de kijker wakker te houden zonder echt aandacht te vragen. Een scène die ik me in het bijzonder herinner: het begin van de schemering in de bocht van een brede, lege straat aan de rand van het centrum van een metropool. De plek had die glibberige neutraliteit van de functionele tussenruimte in een droom, waarin je zonder concrete aanwijzingen weet dat je in ‘de stad’ of ‘thuis’ bent. Plotseling was daar het overweldigende geluid van kwetterende vogels en tegen de nog lichte lucht zag je de silhouetten van duizenden spreeuwen. De zwerm vloog in onregelmatig uitdijende en samentrekkende elastische formaties door de lucht. De wolk vogels werd donker en licht, net naar gelang de hoek van de gespreide vleugels en de ruimte tussen de individuele dieren. De zwerm leek steeds door zijn eigen middelpunt te vallen om dan weer naadloos opgenomen te worden in zijn eigen massa. Met grote nonchalance imiteerden de spreeuwen de figuur van de kleinfles in allerlei proporties totdat ze onzichtbaar werden door de duisternis.
Er draaiden ook nog wel films met acteurs, dat wil zeggen, een opeenvolging van beelden van digitaal nagebootste mensfiguren die aan de hand van fictieve gebeurtenissen het uiterlijk van onze dromen naar ons terugkaatsen. Zonder de ontmanteling van de onderliggende verlangens vind ik dat nog steeds een bijna obsceen spektakel. Twintig jaar later zouden dat soort films een onverwachtse revival maken, maar in die tijd was het verbod op de verspreiding en publicatie van fotografisch materiaal van mensen nog maar net van kracht. Het verbod had eerst natuurlijk alleen betrekking op materiaal dat als non-fictie werd aangemerkt; sprekende staatshoofden, beroemdheden in hun dagelijks leven, ooggetuigen van historische gebeurtenissen. Dat jaar was er bijvoorbeeld twijfel of een reeks wijd gerapporteerde bosbranden wel werkelijk hadden plaatsgevonden, ondanks de beelden van zogenaamde ooggetuigen die aangrijpend vertelden hoe ze hun hele leven in vlammen hadden zien opgaan. In beeldmateriaal met politici of andere duidelijke politieke doelstellingen hadden veel kijkers allang hun vertrouwen verloren. Iedereen weet dat politiek niet gaat over waarheid, maar over waarachtig gepresenteerd opportunisme en daarvoor maakt het niet uit of beeldmateriaal de weergave is van een parallelle situatie in het verleden. De weergave wordt simpelweg het nieuwe oppervlak van de werkelijkheid.
Zoals te verwachten was, werd er eerst verontwaardigd gesproken van censuur. Maandenlang stonden de kranten vol met voor- en tegenargumenten en omineuze voorspellingen over wat een beeldcultuur zonder antropoïde figuren met ons zou doen. De ondergang van alle cultuur en onze kinderen barbaren, dat ongeveer. Niet zo veel nieuws dus. Het was verontrustend dat we zo gewend waren aan de schrille en opgewonden nieuwscyclus dat er eigenlijk geen gebeurtenis in de werkelijkheid groot genoeg was om ons echt, tot in het merg, te laten voelen dat er iets monumentaals in de wereld gebeurde. Behalve misschien dat deze nieuwe wet de vorm van het nieuws zelf aantastte. Plotseling moesten nieuwsgiganten, creatievelingen, en adverteerders een volledig nieuwe taal ontwikkelen. Het gevolg verraste bijna iedereen; de meeste mensen voelden zo een grote opluchting geen afbeeldingen van mensen te zien, dat ze de wet vrijwillig nog veel verder doortrokken. Ze maakten ook geen foto’s meer van zichzelf, familie of vrienden. Baby’s werden tieners, volwassen, kregen zelf kinderen zonder ooit vastgelegd te zijn. Films met acteurs werden steeds minder populair. Adverteerders merkten dat het geen zin meer had om hun producten te verkopen met behulp van technologisch geperfectioneerde mensen. Muziek, cosmetica, kleding, voor alles moest plotseling een nieuwe manier gevonden worden om het aan de consument te presenteren. In die eerste jaren waren filmpjes van producten in vloeiende, psychedelische patronen bijzonder populair. Maar ook de werkelijkheid veranderde. Gezichten op straat, in de tram en in cafés, dieren, bomen, wolken en kanalen, alles eigenlijk, kreeg een bijna onverdraaglijke directheid.
Ook ik werd meegesleept. Er ontstond een diversiteit in het straatbeeld die een jaar eerder ondenkbaar zou zijn geweest. Op straat zag je de wildste kapsels in allerlei kleuren en zelfgemaakte kleding. Make-up werd niet langer gebruikt om optimaal mee gefotografeerd te kunnen worden, maar als frivool expressiemiddel. Jonge mensen versierden hun gezichten met stippen, lijnen en vlakken. De rage toen was om alles asymmetrisch te doen. Ik zou soms wel willen dat ik mijn eigen jongere ik in mijn studentendagen zou kunnen bezoeken, want ik denk aan haar als aan een totaal ander persoon. Eentje die depressief en eenzaam was, veel huilde en van Toergenjev, Björk en zonsondergangen hield. Maar ik was ook mollig, schattig en enthousiast draagster van de meest extravagante, huisgemaakte creaties. Ik zou graag nog een keer willen zien hoe ik echt was, een bewijsstuk hebben dat losstaat van mijn eigen herinnering.
Het licht begin september in de middag is ondraaglijk helder. De scherpe zon en de pathos van een voorbije zomer snijden door het hart. Niet meer of minder nu ik ouder word, maar gewoon, elk jaar weer. De eerste kou, de zon op loof, een rommelige verzameling potten vol alledaagse planten en stroachtige resten van de zomer. En de bomen wiegen in de wind en het zonlicht beschijnt elk blad met evenveel liefde en aandacht. Misschien moet ik zeggen, met evenveel onbarmhartigheid en onverschilligheid als waarmee ze alles doet. Weet je nog hoe groeien voelde? Als kiespijn in het merg. Geen wonder dat baby’s zo veel huilen.
Direct onder mijn raam is de speelplaats van een kinderdagverblijf. Wanneer de kinderen eindelijk naar buiten mogen, kwetteren en rennen ze als een zwerm vogels. Pas was er een jong duo, een bondgenootschap van twee kinderen die ik niet kon zien maar alleen horen door het openstaande keukenraam. Steeds als een ander kind iets begon te zeggen, blaften ze sinister synchroon met hun hoge heldere stemmen. ‘Woef Woef’ schreeuwden ze in koor. Niet hard, maar hard genoeg om het voorgaande te overstemmen en af te doen zonder daadwerkelijk te reageren.

17 september 2084

Fiep van Bodegom studeerde literatuurwetenschappen en cultural analysis aan de Universiteit van Amsterdam. Ze schrijft voor weekblad De Groene Amsterdammer en is redacteur bij literair tijdschrift De Gids. Ze publiceert regelmatig recensies, essays, interviews, vertalingen en proza in onder andere Mister Motley, DeFusie, nY en DW B. Van Bodegom staat geregeld op (literaire) festivals en podia, waaronder Perdu, Crossing Border en Spui25. Ze maakt programma's voor het Winternachten internationaal literatuurfestival Den Haag. (Foto door Bart Treuren.)