Toch zonken ze niet

Max Hermens
, Merel van Slobbe
 - 18 november 2019

Max Hermens en Merel van Slobbe presenteren tijdens het Wintertuinfestival hun chapbooks en interviewen elkaar om beurten online

 

MEREL: Je hebt met ‘Toch zonken ze niet’ een verhalenbundel geschreven over jongeren die op het platteland opgroeien. Zijn er schrijvers die je hierin hebben geïnspireerd?

MAX: Ik schrijf natuurlijk altijd vanuit mijn huidige zelf, met de blik die ik op dit moment op de wereld heb. Tegelijkertijd probeer ik tijdens het schrijven ook altijd te kijken met de blik van mijn vijftienjarige zelf, het paar ogen dat voor het eerst het lezen van fictie ontdekte. Dat klinkt misschien vreemd, maar ik wil die jongen tevreden stellen. Natuurlijk schrijf ik ‘volwassen’ verhalen die ingewikkelde problemen aankaarten, maar ik wil ook dat ze duidelijk zijn, dat er een spanning in zit die een jongere versie van mezelf kan herkennen. Misschien dat sommige subtiliteiten niet voor zulke jonge ogen geschikt zijn, maar ik wil wel dat deze ogen snappen wat er gebeurt, waar de personages mee worstelen, wat er op het spel staat.

De boeken die ik als puber las spelen daarin natuurlijk een belangrijke rol. Avonturenboeken, de reisverhalen van Sven Hedin of Heinrich Harrer, maar ook korte verhalen van bijvoorbeeld Ernest Hemingway en Raymond Carver – over personages die de natuur opzoeken om aan hun problemen te ontsnappen. En natuurlijk boeken zoals Tom Sawyer en Huckleberry Finn. Personages die iets wezenlijks meemaken in de buitenwereld, terwijl ze tegelijkertijd de problemen van hun thuis of hun afkomst met zich meedragen.

 

MEREL: In het titelverhaal van de bundel zit een scĂšne waarin het hoofdpersonage masturbeert in de kajuit van een bootje. Hoe vond je het om deze passage te schrijven? Vind je het intiem om over seks te schrijven (ook al schrijf je niet over jezelf)?

MAX: Natuurlijk wist ik tijdens het schrijven nog niet dat deze passage in een verhalenbundel zou belanden. Dat is misschien maar beter. Tijdens het schrijven zei ik tegen mezelf: niemand gaat dit lezen, dus maak het maar zo smerig als nodig is. Het viel achteraf gelukkig mee, de smerigheid.

Ik denk dat het altijd belangrijk is om alleen voor jezelf te schrijven. Niet voor vreemden en al helemaal niet voor je naasten. Die herkennen zichzelf soms in bepaalde personages of situaties, maar het blijft fictie, dus die herkenning loopt niet altijd goed af.

 

MEREL: Welk personage is je lievelingspersonage? En waarom? Wat is het personage waar je je het meest mee identificeert?

MAX: Ik denk dat mijn favoriete personage Ferdi is, uit het laatste verhaal van de bundel. Ferdi heeft een skelter waar hij zelf een houten cabine om heeft gebouwd. Daarmee zwerft hij hele dagen in zijn eentje door het dorp en over de velden. School doet hem niets, hij wil vooral geld verdienen. Hij droomt van brommers en auto’s.

Ferdi is een soort mengelmoes van de jongens waar ik mee opgroeide. School was stom, meiden waren smerig, het enige waar je je best op mocht doen was kattenkwaad uithalen. We waren doorlopend aan elkaar aan het bewijzen dat we stoer waren, elk wedstrijdje dat we speelden ging erom wie het sterkste was. Ik vond dat destijds verschrikkelijk, maar omdat ik het me nog zo goed kan herinneren, was het makkelijk om dit personage te creëren. Zijn taal kwam bijna als vanzelf. Ik wist precies hoe hij moest klinken, wat hij zou doen in bepaalde situaties.

Waar ik me echter het meeste mee identificeer is de hoofdpersoon van het titelverhaal. Hij is ongeveer vijftien jaar oud en weet niet precies wat zijn plek in de wereld is. Hij spijbelt van school om tijd alleen door te brengen en na te denken. Ik hou van verhalen over personages die niet echt iets… voorstellen. Die nog niet weten welke rol ze moeten innemen in de wereld. De paradox is dat het personage niet weet wie hij moet zijn, maar tegelijkertijd… is hij al. Hij bestaat al. Dat brengt altijd spanning met zich mee. Hoe zal hij reageren op moeilijke situaties? Wordt hij boos? Bang? Omarmt hij de verandering? Of duwt hij deze van zich af?

 

MEREL: Deborah Levy zei in een interview: ‘My current writing mantra is a quote by E.M. Forster: “We must be willing to let go of the life we have planned, so as to have the life that is waiting for us.” This applies to the life of a novel as well as any other kind of life.’ Hoe was dit voor jou? Had je een duidelijk plan toen je begon met het schrijven van je chapbook? En in hoeverre ben je hiervan afgeweken?

MAX: Een helder plan was er aan het begin nog niet. Wel was het duidelijk dat ik wilde schrijven over het platteland, over kinderen en jongeren op het platteland. Maar ik wist van tevoren nog niet wat ze precies zouden meemaken, wat voor conflicten ze zouden hebben, en hoe ze hier mee om zouden gaan. Ik heb dit in het begin van het schrijfproces zoveel mogelijk proberen los te laten.

Het is mooi om je personages steeds meer vorm te zien krijgen, zonder dat je ze in een bepaalde hoek drijft. Dat is denk ik alleen maar beter voor je werk ook, dat je je verhalen lief tegemoet treedt. Dat je zegt: ‘Nou, wat heb jij te vertellen op dit moment? Dit? Of dat? Of is het niets? Dat is ook niet erg. We komen er wel.’

Empathie voor je personages vereist empathie voor jezelf. Ik moest mijn slechte eerste versies leren accepteren – dat was niet altijd makkelijk. Wat enorm hielp was een inzicht dat de Amerikaanse schrijver George Saunders tijdens een interview gaf: ‘When you come to a story with an attitude which is kind of hopeful, generous, but not too pushy, you know, and you try to leave your ideas about the story at the door… Those things are so much like what you do with the person in your life that you love. You come back to them again and again and try to intuit their real expansiveness. And you try to keep them close to you and keep giving them the benefit of the doubt. In that sense you can see revision as a form or act of love. It’s actually love in progress.’

 

Chapbooks

Tijdens het Wintertuinfestival in Doornroosje presenteren Max Hermens en Merel van Slobbe hun chapbooks! Maak tijdens De grote beloftes: chapbookpresentatie kennis met de meest veelbelovende schrijvers van dit moment. Klik door voor het interview met Merel van Slobbe.
In zijn chapbook Toch zonken ze niet bundelt Max Hermens verhalen vol jonge personages die opgroeien in een dorp waar ze ieder op hun eigen wijze worstelen met klassenverschillen, armoede, eenzaamheid en sociaal isolement. Vanuit hun slaperige omgeving trekken ze de buitenwereld in. Daar maken ze avonturen mee die klein lijken, maar op hen een diepe indruk maken.
Een chapbook kun je vergelijken met wat een ep is voor een muzikant: een professioneel visitekaartje waarin het kunnen van de schrijver wordt getoond. Het maken van een chapbook is een belangrijke stap in onze ontwikkeltrajecten.

Max Hermens is schrijver en docent Creative Writing. Hij publiceerde eerder werk in onder meer De Gids, Das Magazin en De Optimist. Met zijn chapbook Toch zonken ze niet oogstte hij veel lof. Het verdwijnen van Ferdi Heijen is zijn debuutroman. Hij groeide op in een klein Limburgs dorp. (Foto door Dirk-Jan van Dijk.)