Als een vlek licht
Joke van Leeuwen is Curator van het Onzichtbare en selecteerde drie schrijvers die je om beurten hier leest
Eens in de zoveel tijd vragen we iemand om als Curator van het Onzichtbare drie makers uit te nodigen een tekst te schrijven voor Notulen van het Onzichtbare. Dit keer is het de beurt aan Joke van Leeuwen. Joke van Leeuwen schrijft romans, poëzie en kinderboeken, ze tekent en treedt op. Haar werk is veelvuldig vertaald en bekroond. Ze werd in 1952 geboren in Den Haag en woonde onder meer in Amsterdam, Brussel, Antwerpen, Amersfoort en Maastricht. Momenteel woont ze in het centrum van Antwerpen.
In 2000 ontving Joke van Leeuwen de Theo Thijssenprijs voor haar kinderboekenoeuvre. In 2010 de Gouden Ganzenveer voor haar bijdrage aan het geschreven woord, in 2012 de Constantijn Huygensprijs voor haar hele oeuvre en in 2013 de Duitse James Krüss Preis voor haar kinderboekenoeuvre. Ze kreeg onder meer de Gedichtendagprijs, vele Griffels en Penselen, stond op de shortlist van de VSB-poëzieprijs en werd en wordt genomineerd voor de Astrid Lindgren Memorial Award.
Joke vroeg Nozizwe Dube, Yousra Benfquih en Esohe Weyden een tekst te schrijven in een vorm naar keuze met ‘niet thuis thuis’ als vertrekpunt. Als introductie van de drie schrijvers schreef zij onderstaande.
Niet thuis thuis | Joke van Leeuwen
Ik ben een Nederlandse die in België woont. Als dertienjarige verhuisde ik naar Brussel en kwam ik op een Vlaamse school terecht. Het komt door mijn puberteit in die stad met haar zeer gemengde bevolking dat ik me meer thuis voel bij mensen die zich niet altijd thuis voelen dan bij mensen die zich zo thuis voelen dat ze hun eigen wereldje voor anderen begrenzen.
Ken je Esohe Weyden? Ken je Yousra Benfquih? Ken je Nozizwe Dube?
Yousra ontmoette ik voor het eerst toen ze op de Meir – de bekendste winkelstraat van Antwerpen – vrolijk op me afkwam. Ze wist wie ik was. En voortaan wist ik wie zij was.
Later traden we gezamenlijk op in de buurt van Brussel. Jaouad Alloul was er ook bij (ken je die niet? Zoek hem op), en Seckou (idem) en Carmien Michels (idem). Esohe Weyden was eveneens van de partij. Na afloop zaten ze opgepropt in mijn bescheiden autootje, want we moesten weer terug naar Antwerpen.
Yousra, Esohe en Nozizwe zijn podiumbeklimmers van de beste soort. En meer dan dat. Esohe is campusdichter van de Universiteit Antwerpen, waar ze haar master rechten doet. Ze is ook reporter voor de Antwerpse zender ATV en was huisdichter van De Taalavond bij de Vlaamse omroep VRT. En ze is net gedebuteerd met de bundel Tussentaal.
Yousra won als doctor in de rechten de Max van der Stoel Award, en als dichter Naft voor Woord. Ze publiceert onder meer in Kluger Hans, DW B, De Revisor en Rekto:Verso. In 2019 stond ze op de shortlist van de Zwagerman Essayprijs. Sinds het Slow Writing Lab focust ze meer op eigen werk, dat de grenzen tussen proza poëzie en essay verkent.
Nozizwe Dube zat niet in dat autootje van mij. Haar had ik wat eerder leren kennen. Ze was toen nog een scholier. Haar moeder Bridget was met haar uit het Zimbabwe van Mugabe gevlucht. In geen tijd sprak Nozizwe Nederlands. Ik was destijds voorzitter van PEN Vlaanderen, en op een door ons georganiseerde avond hoorde ik haar voor het eerst. Ze hield een krachtige toespraak, waarin ze zich onder meer als een ware feminist uitte. Wij als PEN-bestuur zeiden meteen tegen elkaar: van die meid gaan we meer horen.
Inmiddels is ze afgestudeerd in internationaal recht, was ze voorzitter van de Vlaamse Jeugdraad en werd ze in 2017 door de Schwarzkopfstichting verkozen tot Europeaan van het Jaar. Ze publiceert talrijke essays, en was een van de oprichters van UNDIVIDED, dat ijvert voor de dekolonisatie van de Leuvense universiteit.
Ik wil maar zeggen: als je deze drie prachtvrouwen nog niet kent, wordt het tijd. De grens tussen Nederland en Vlaanderen is een open grens. En we horen tot eenzelfde taalgebied.
JvL
Zelfportret door Yousra Benfquih
Als een vlek licht | Yousra Benfquih
Ik kan niet zeggen dat ik me hier thuis voel, maar ook niet dat ik niet thuis ben. Deze plek is een vlek licht, zich ver uitstrekkend licht, licht dat pijnlijk helder is en tegelijkertijd wazig, als een tastbare wolk die nergens heen moet, die zichzelf uit de wind heeft geplaatst, zomaar, op een dag, en het is niet duidelijk of het de beslissing was van één van de deeltjes van de wolk en de overige deeltjes volgden, golfden, maar het was plots, onoverdacht, en onvermijdelijk, en soms lichten de randen van die grote wolk op door het heldere licht dat ook de golf uitmaakt, en soms stromen ze in elkaar over, als één grote vergissing, als een groot gemors, of als een juistheid, het maakt niet uit, zo voelt het hier, dat het niet uitmaakt en dat alles er toch van afhangt, zo voelt het hier, licht en wazig en helder en niet op een kaart vast te pinnen, niet in de tijd, niet op een x- of y-as, zo voelt het hier als niet vreemd, als niet thuis, als een plek van licht en water en stofdeeltjes, grijs maar niet grijs, kleur van onvangbaar licht, licht dat zelf beslist hoe het gezien, hoe het valt en hoe vrijuit, als een reeks woorden die elkaar opvolgen en die je niet verstaat en toch bijhoudt, in een boekje ergens op de kale grond van de sobere kamer waarin je slaapt in een eenpersoonsbed, omdat je niet zo vrij als licht hebt leren vallen, je leren uitgieten over een andere huid, en waar je je hand op je eigen buik legt, zoals je niet leerde schrijven zonder je vingers te pijnigen, je houdt de pen te hard vast en waarom, je moet je grip loslaten, zo los als je stokjes houdt bij het eten van rijst uit een kom, zeil in de wind, maar de grip heeft zich in mijn gewrichten genesteld, het spijt me, woorden die je uitspreekt uit het raam van deze kamer zonder glas en een enkel half doorschijnend gebroken wit gordijn, een gordijn dat je je herinnert uit een reis die je nooit maakte, de trage slag van haar waaien, woorden die de wolk dan weer opraapt – neen, opslokt beter – zodat er een oneindige stroom van vasthouden en loslaten en vasthouden ontstaat van spreken en zwijgen van wind en waaien van nergens en thuis zijn zonder thuis te zijn, neen, niet thuis, dat woord maakt geen deel uit van de reeks woorden die je niet grijpen kan die je opschrijft en die weer verdwijnen zoals thuis verdwijnt of nooit bestond, behalve toen, even, bij jou, waar ik het vallen probeerde, toen ik ergens in de diepte van mijn botten een greep hoorde loskomen, geluidloze zucht van een vogel, het spijt me, zeil in de wind, en ik me niet even licht voelde maar licht was, licht werd, zo voelt het hier zo licht zie je ik zou willen dat je het kon zien dat je
—
Klik door naar de rest van de teksten die door Curators van het Onzichtbare werden gecureerd.