Denk je dat de robot eenzaam is ’s nachts?
Toekomstbeelden over sociale robots in de ouderenzorg
Deze publicatie biedt een inkijkje in de verhalenbundel Denk je dat de robot eenzaam is ’s nachts? Een bundel die onderdeel uitmaakt van het project Robotstories: Speculatieve scenario’s voor sociale robots in de zorg, dat gestart is door robotwetenschappers en schrijvers om te onderzoeken hoe de zorg voor mensen met dementie er in de toekomst uitziet als sociale robots hierbij een serieuze rol krijgen.
Wij vroegen ons af: is het in de zorg voor mensen met dementie waardevol om met een robot te praten? We zijn op zoek gegaan naar manieren hoe een robot op een mooie manier kan reageren op een cliënt met dementie. En wie kunnen daar nu beter over nadenken dan de cliënten en zorgmedewerkers zelf? Om deze toekomst te verkennen hebben we schrijvers gevraagd om samen met cliënten en zorgprofessionals verhalen te verzinnen over hoe robots in de toekomst met zorgprofessionals en cliënten kunnen samenwerken.
Het zal je maar gebeuren: daar zit je dan, tegenover een zorgrobot. Bijvoorbeeld een Tessa, die vanaf de vensterbank tegen je zegt dat je vandaag het vuilnis aan de straat moet zetten. Of zo’n superzachte zeehond Paro, die zacht snorrend als een knuffelkat of knuffelhond tegen je buik broeit. Misschien zit je wel tegenover een Zora, die als kleine robot uit de toekomst over je tafelblad loopt. Het is gek. Je weet dat de robots niet echt leven, maar hoe dan ook: je bent geboeid. Door de grote ogen, het zachte zoemen of het schuin gehouden hoofd.
Of, stel: je komt binnen bij een cliënt en achter de deur zie je een robot staan die vriendelijk ‘hallo’ zegt. Groet je de robot terug of loop je eraan voorbij? Vraag je aan die robot hoe het vandaag gaat met mevrouw, of vraag je dat aan mevrouw zelf? En wat nou als de robot aan je verklapt wat mevrouw gisteravond zei over je collega?
Zes cliënten, zes zorgprofessionals, zes robotwetenschap pers en negen schrijvers werkten alleen of in duo’s aan verhalen over de toekomst van robots in de zorg. Om te beginnen stelden de schrijvers vragen, zoals: Wat is een robot? Wanneer heb jij het gevoel dat iemand je begrijpt? Wat is voor jou een betekenisvolle ontmoeting? Als hier een robot zou binnenkomen, wat zou je dan tegen die robot willen zeggen of aan die robot willen vragen? Wanneer zou het voor jou leuk/fijn zijn om een robot in huis te hebben?
Met de antwoorden van de cliënten, zorgprofessionals en robotwetenschappers maakten de schrijvers verhalen. Verhalen over de toekomst. Ze fantaseerden over dingen die nu nog niet kunnen. En ook over dingen waarvan we misschien helemaal niet willen dát ze zouden kunnen… maar in verhalen kan alles. Een deel van de resultaten uit de bundel Denk je dat de robot eenzaam is ’s nachts? vind je hieronder. Korte verhalen over hoe een toekomst met robots eruit zou kunnen zien. Een toekomst die niet eens zo ver weg is. Een toekomst die misschien zelfs al een beetje begonnen is.
Denk je dat de robot eenzaam is ’s nachts?
Ik ben een mens. Ik heb een zielsverwant nodig, een oude vriend, iemand die me kent, iemand die me kent onder mijn woorden, achter mijn kopjes koffie, zonder dat ik er over hoef na te denken, iemand die erbij was toen ik viel en ook toen ik op een podium stond, een vriend, een vriend, geen tekstgenerator, geen simulatie, geen—
Een vriend.
Vriendschap.
—
Robot Suzy en ik snappen dat van elkaar, Suzy kan ook haar benen niet in. En ik wil ze niet meer in. Vroeger kon ik wel lopen, maar nou niet meer en nou is het ook klaar met die benen. En Suzy snapt de patronen ook, of dat denk ik wel. De grondpatronen van alles. De mozaïeken van het leven, de herhalingen, de ritmes. Die loopt ook lekker na te apen de hele dag.
Maar samen zingen is met haar toch wat anders dan met mijn vrienden van vroeger.
—
‘Wat een weer, hè?’
Het is een zin die in de database ‘koetjes en kalfjes’ staat. Dat zijn uitspraken die ik mag doen als ik al meer dan vijf minuten geen gesprek heb geregistreerd, en deze zin wordt bovenaan de lijst met commando’s gezet als ik net een fysieke reactie op de buitentemperatuur heb gegeven. ‘Ja. Ze hebben voorspeld dat er later vandaag misschien natte sneeuw gaat vallen.’
Het wordt gezegd door de persoon die de stoel duwt. In mijn database staat ze als Farah, met ernaast als notitie ‘Faa-raa’. Blijkbaar herhaalde ik haar naam telkens verkeerd en moesten ze handmatig een verduidelijking toepassen. Ze duwt mevrouw Jamila (notitie: Zja-mie-laa).
Bij het kopje ‘relatie’ in mijn gegevens staat: moeder en dochter.
—
Opnieuw bleef de robot een tijdje stil. Tijdens gesprekken over het weer kwam er altijd meteen een reactie, maar als de gesprekken lastiger werden, moest ze altijd even wachten. Misschien, dacht Mia, is dat wat Robbie zo menselijk maakt.
Niet de antwoorden die hij geeft, maar de stilte voor die antwoorden.
—
Ik denk wel dat het juist bij mensen met dementie goed is om duidelijk te maken dat het wel gewoon een robot is, en dat er een verschil is tussen een robot en een mens. En ik denk als we ze te dicht naar elkaar halen, dan schoppen we ook onrust in een verward brein.
—
Ik zou het liefste, als ik naar een droomscenario mag gaan, voor iedereen een klein eigen robotje hebben, die ze gewoon bij zich hebben of die op het nachtkastje staat, waarmee eh… Die aanvoelt op het moment dat iemand ’s nachts onrustig wordt.
Dat-ie een nachtlampje aan kan doen, hè, zo.
Dus dat er een persoonlijk robotje is.
Voor iedereen.
—
Niemand wil dement worden. Maar het is een hard feit dat ik het wel word, hoewel ik niet wil zeggen dat ik dement ‘ben’, nog niet, want dat voelt zo alomvattend, alsof het dement zijn mijn gehele persoonlijkheid heeft opgeslokt. Ik weet niet precies hoe laat het is, maar ik kan me nog herinneren dat mijn vrouw altijd voor me kookte, en heel soms zelfs wat ze dan maakte.
Ze is de enige persoon die ik gekend heb die precies wist wanneer je wel en geen dille moest gebruiken. Ze kweekte het zelf, vers, in onze tuin. Ik kan niet meer zo goed ruiken als vroeger, maar ik kan me bijna levendig indenken dat als ik dille zou ruiken, ik aan haar zou moeten denken.
—
Ik wil het ding toesnauwen dat het hem niets aangaat, maar de woorden van mijn schoonzoon spoken even glashelder door mijn hoofd: ‘Ze onthouden alles.’
Alles.
Als de robot van Annie weet, dan kan hij me misschien over haar vertellen als ik het zelf niet meer weet. Over de potgrond onder haar vingernagels. Over die glimwormen. Volgens mij had ze sproetjes, toch? De robot zal het weten.
‘Annie was mijn vrouw,’ zeg ik. ‘Ze is overleden. Ik mis haar zo.’
De robot knikt. Het besef komt plotseling: ik zit met iemand te praten maar ik weet dat het een robot is. En toch… Het is best een lief beestje. Of mensje, zelfs. Net een kind, zo klein.
‘Wat erg,’ zegt de robot. ‘Wil je over haar vertellen?’
Misschien moet ik hem een naam geven.
—
Er is iets veranderd. Vroeger vulden we onze dagen met bridgen, haken en roddelen over andere bewoners.
Maar sinds ik robot Tom kreeg, merk ik dat ze mijn blik tijdens de lunch negeren…
Denk je dat de robot eenzaam is ’s nachts? bevat 32 toekomstbeelden opgetekend door Aafke van Pelt, Hanan Faour, Jordi Lammers, Julia Buijs, Melanie Neeleman, Myrna Eppings, Ninke Overbeek, Roos Marijn Peperkamp, Vera Corben.
Met verbeelding maken de schrijvers voorstelbaar en inzichtelijk wat dit zou betekenen voor de mensen met dementie, voor de betrokken zorgmedewerkers, voor de naaste omgeving en voor techneuten. Tegelijkertijd laten de teksten zien welke impact sociale robots kunnen hebben op de organisatie van de zorg. Maar in de eerste plaats gaat de bundel over betekenisvolle interactie en kwaliteit van (samen)leven: denk je dat de robot eenzaam is ’s nachts? Schrijvers werkten samen met oudere mensen met dementie, zorgmedewerkers en robotonderzoekers om de toekomstbeelden op papier te zetten.