Eb en Vloed
Het is Koningsdag. Ik heb mijn mooiste kleding aangetrokken, maar voor een andere reden.
Eb en Vloed
Het is Koningsdag. Het station vult zich met mensen die allemaal met dezelfde tred richting het centrum lopen. Ik heb mijn mooiste kleding aangetrokken, maar voor een andere reden. Het is de eerst keer in een lange tijd dat we samen in het openbaar treden. We lopen over de markt die tot de ergernis van Amado elk jaar steeds rustiger wordt. Terwijl we snuffelen tussen de tweedehands boeken, werpt de oudere vrouw achter het kraampje een lange blik op mij. ‘Mevrouw, dat boek kost twee euro.’ Ze staart naar mijn zilveren oorbellen. Bij nadere inspectie beginnen haar bleke wangen te verkleuren. Voordat ze een excuus kan formuleren, leg ik het boek terug op de stapel. Amado aanschouwt het tafereel, maar zegt niets. Ik loop verder.
We gaan op in de smalle met mensen overladen straatjes van Utrecht. Ik haal een aantal bordspellen van een stapel en bekijk of er Monopoly tussen zit. Helaas, alleen de junioreditie. Amado komt heel dichtbij mij staan om een snuifzoen te geven. Ik glimlach bij de gedachte dat we zijn gekomen, ondanks onze ruzie van vanochtend. In mijn ooghoek zie ik een man staren. Zijn blik loopt langs mijn lichaam naar dat van Amado. Hij zegt niets, maar kijkt recht in de ogen van de man terug. Zijn gezichtsuitdrukking maakt dat mijn vingers zich tot vuisten krullen. Nog even, denk ik. Amado trekt me weg van de massa, maar ik laat zijn hand een straat verderop weer los.
Aangekomen op het grote plein voor het stadshuis eten we zwijgend een broodje Gyros. We kijken naar de kraampjes met tweedehands boeken, de rijen voor de foodstands, de geïrriteerde blikken van ouders die op hun kinderen wachten, een vrouw die innig haar vriend in haar armen vasthoudt en alle spullen die een nieuw leven krijgen. Ik heb niets gekocht. Amado is moe geworden.
we zijn thuis
fietsen nat geregend
ik trek alles uit
dikke zeemanstranen druipen
op zijn kleding
waarom huil je vraagt hij
mannen op de hoek zingen het Wilhelmus
mijn huid steekt af tegen de zijne
hij werpt zijn donkere ogen over
een slank naakt Javaans lichaam
en begint Braziliaans te zingen
buiten is het bewolkt en vochtig
hij legt een hand op mijn buik
kinderen fietsen gierend voorbij
ik voel zijn hart achter zijn borst kloppen
ik adem in en uit
hij legt een vinger op mijn bloem
het ruikt naar verse arganolie
tongen draaien in het gehemelte
onder ons bakt de buurman oliebollen
zacht en kneedbaar
iemand steekt zijn hoofd in de toonbank
ik vouw al mijn bloemblaadjes open
het begint weer te regenen
het tikt tegen het raam
en mijn benen
het kan misschien koud zijn zegt hij
vingers draaien in het gehemelte
een man schreeuwt het uit op straat
de was is denk ik klaar
nog nat doe ik de deur open
ik voel de warmte
na het wassen van elkaar
tongen maken hun laatste ronde
langs de uithoeken
het ruikt naar lichaam
zacht en volkomen kwetsbaar
pak ik de vruchtsteel en pers
die tussen mijn vingers
Queria ter meu shangri-la fluistert hij
moe en voldaan doe ik het raam open
we drogen op terwijl het stadsgeluid
langzaam uitdooft
Mirte Harland is singer-songdichter, musicerend woordkunstenaar en taalgoochelaar met gitaar. Door te jongleren met gezongen en gesproken woord, gitaar en zang onderzoekt ze waar klank en verhaal elkaar versterken. Haar werk bestaat uit een zorgvuldig gecomponeerde collage van sferen en beelden met een melancholische ondertoon. In naam van performance poëzie collectief Poetry Circle Nowhere maakte zij voorstellingen voor uiteenlopende podia en festivals als Oerol, Lowlands en De Parade. Hiernaast produceert zij opnames van eigen werk en begeleidt ze jonge talenten bij het schrijven voor het podium. Voor kunstenaarsnetwerk de Vrolijkheid ontwikkelt zij projecten en trainingen in asielzoekerscentra.