Forelletje & Kauw nerveus op een stok
Fragmenten uit twee van de zes genomineerde eindwerken voor de Afstudeerprijs
Op 1 oktober wordt in Theater a/d Rijn te Arnhem de Afstudeerprijs uitgereikt aan de student met het beste literaire afstudeerproject. Hier las je de afgelopen weken fragmenten uit de zes genomineerde eindwerken. Lees nu de fragmenten van Jutta Callebaut, afgestudeerd aan Koninklijk Conservatorium Antwerpen, en Anne Bosveld, afgestudeerd aan ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten.
Forelletje | Jutta Callebaut
Ik weet niet in welk jaar ik geboren ben, ik herinner mij alleen dat ik in 1934 dertien jaar was. Ik zou het kunnen uitrekenen, klopt, maar dat doe ik niet, uit principe. Een mens kàn niet weten wanneer ie geboren is, je kan alleen maar aannemen wat één of andere dokter heeft opgeschreven. Een baby zijn geheugen werkt nog helemaal niet naar behoren.
Behalve het mijne dan. Het mijne was bovenmatig sterk ontwikkeld toen ik ter wereld kwam. Ik herinner me mijn geboorte in detail. Ik ben alleen naar de datum vergeten vragen wegens omstandigheden.
Negen maanden lang had ik zitten fantaseren over hoe de buitenwereld eruit zou zien. Ik had prachtige voorstellingen gemaakt in kleuren met namen die uit meerdere lettergrepen bestaan: ultramarijn blauw, vermiljoenrood en stil de grain geel.
Ik keek ernaar uit om geboren te worden. In tegenstelling tot de meeste baby’s hield ik mij niet krampachtig vast aan de baarmoederwand. Nee, ik werkte mee en in drie kwartier was ik buiten.
Meteen: steken in mijn ogen, pijn aan mijn longen.
Er is geen ultramarijn, geen vermiljoen, geen stil de grain te bekennen.
Er zijn alleen de kleuren dof, bleek, vaal. Het eerste wat ik zie, is een afgrijselijk lelijk hoofd. De dokter.
Immense teleurstelling. Ben heel erg beginnen wenen.
Toen wist ik natuurlijk nog niet dat ik zelf ook heel lelijk was, dat heb ik pas ergens najaar 1935 ontdekt.
Wie bedenkt het ook dat je met je ogen alleen maar naar buiten kan kijken? Een mens is anatomisch gezien niet tot zelfinzicht in staat. Je kan naar je armen en benen kijken, oke, maar wat vertellen die behalve dat je nooit goed zal worden in zwemmen of vliegen?
Ik word opgetild en de dokter zegt: ‘Ah, een vrouwtje!’ en daarna: ‘Dit kind heeft een uitzonderlijk goed geheugen, dat zie ìk, màn, van de wètenschap, meteen.
Aan mijn moeder – ik herkende haar onmiddellijk, ze had hetzelfde gebit als ik, allebei geen tanden – begin ik uitvoerig te beschrijven hoe het in haar baarmoeder was geweest. Ik dacht dat dat haar wel zou interesseren want ze kende hem alleen van de echografieën. Ik wou het ijs wat breken, een eerste kennismaking is altijd ongemakkelijk.
Blijkbaar was mijn geheugen bovenmatig ontwikkeld, maar stond mijn spraak nog niet op punt. Niemand begreep wat ik aan het vertellen was. Nu ik erover nadenk is er ook weer niet zo veel veranderd.
Mijn moeder huilt en de dokter geeft mij een klets.
Mijn vader was niet aanwezig bij mijn geboorte want hij was net op dat moment een koekje gaan halen in de draaiautomaat op de gang. Een Balisto met rozijnen.
Je zou kunnen denken dat dat erop wijst dat hij een afwezige vader was, dat hij meer van Balisto’s hield dan van kinderen, maar dat zijn te makkelijke interpretaties. Hij was op mijn moeders vraag die Balisto gaan halen. Goed, ‘vraag’, haar zin behoorde grammaticaal gezien tot de categorie ‘vraagstelling’, de ondertoon was onmiskenbaar dictatoriaal. Beleefd afslaan zou in normale omstandigheden al worden bekocht met grootscheepse repercussies. Geen mens wist waartoe ze in hoogzwangere toestand in staat was.
Ik ben per ongeluk op de Vlaamse feestdag geboren dus de cafetaria was toe. In het hele ziekenhuisgebouw stond maar één koekjesautomaat, waardoor mijn vader achteraan moest aansluiten bij een rij van ongeneeslijk zieken, vers-geopereerden en in ziekenhuisbedden-geparkeerde patiënten die wel twee gangen besloeg. Bij de geboorte van je kind willen zijn, is een schappelijke reden om te vragen of je voor mag, maar hij bedacht dat de mensen om hem heen al genoeg leed te verduren hadden gekregen, hij wilde ze niet ook nog hun beurt afnemen. Wij wisten dat mijn vader elk excuus aangreep om niet met vreemden te hoeven praten.
Mijn moeder had met opzet gevraagd om die Balisto te halen, net wanneer ik geboren zou worden. Zodat mijn vader één van de belangrijkste momenten van zijn leven zou missen. Zodat ze die herinnering, zodat ze mij nog even niet met hem hoefde te delen. Ze had er niet aan gedacht dat ik het misschien zelf zou appreciëren als mijn vader van de partij was. Ze had er niet bij stilgestaan dat kinderen de gewoonte hebben om op latere leeftijd hun ouders van alles kwalijk te nemen.
Toen hij terugkwam, lag ik al ettelijke minuten naakt op mijn moeders buik tentoongesteld voor het verloskundigen-team en een tiental stagiaires die op kijkstage waren. Hij was nog net op tijd om te zien hoe de moederkoek ter wereld kwam.
Kauw nerveus op een stok | Anne Bosveld
Niemand heeft geruststellend mijn hand gelikt
terwijl ik aan de bar stond en nadacht.
Ik wil vertrekken van dit feest.
Dat besluit ik met een bloedsmaak in mijn mond.
Ik ben op een feest, maar het is geen feest.
Toch wil ik drank, heel veel mojito’s op een terras.
Boten kijken, overgeven in de taxi naar een hotel.
Naakt slapen onder schone lakens.
Mijn geilheid omzetten in contemplatie en dronken
een beslissing nemen over mezelf.
Ik staar weer naar een dode vos in het gras.
Mijn wijsvinger strijkt langs spitse tanden,
zijn strot een inktzwarte tunnel
naar het achtergelaten meer waarin mijn gezin zwemt.
Ik overweeg mijn opties, de grootte van het kadaver en ik
trek zijn kaken uit het gewricht,
kneed zijn bebloede tong tot een peluw.
In zijn dode bek leg ik mijn hoofd.
Nu zijn we samen.
Ik geloof er niet in.
Het feest is een dichtslibbende ader.
Prooien in windstreken van leeggeschudde kerktorens.
Het systeem behoeft een fatale plek.
De ochtendlucht spietst de slordige lichamen.
Vuisten worden ongeduldig zonder nachtlampjes.
Een zware pols merkt de regen niet.
Cement moet vloeibaar blijven.
Huizen duurder, handdrukken clandestien.
Intimiteit als een eland die zichzelf de trap op zeult
en neerstort in de keuken en ik stap in het halfduister.
Dans vulgair tegen een koelkast aan en donder op.
In mijn heupen verstop ik het einde.
Antiek is je hand op mijn kuit.
Auto’s trekken te hard op in de nacht.
Vergeten is een drammerig huwelijk.
Wie slaapt het verdrietigst?
Zwaar geluid in het knikken van de nek.
Ook het hiernamaals verandert routinematig in dood beleid.
Zonder ruggensteun scheurt een smekend verzoek voorbij.
Natte lippen prachtig op hun plek.
Omdat de gehangene niet kan grommen.
Een sjaal drukt het vriesweer in de hals van de aarde.
Wie de zachte ogen likt, is niemand geworden.
Een dichtklappend gedicht.
En al mijn bewegingen liggen als een bange hond
in jouw klimmende armen.
Heimwee begint in een woord dat naar bed gaat.
[…]
Er is weer as.
Ik lig in bed met al mijn soldaten.
Waarom hijgen we in stilstand?
Ik moet opeens zachte handen op mijn hoofd hebben
die fluisterend aanvoelen.
Toen ging ik dood.
Nee, niet zo.
[…]
Dit feest heeft te hoge verwachtingen.
Echt waar, ik hou niet van vluchtig kussen.
Buiten wacht ik op een bankje
met een uitgestoken tong
en leg je vinger erop.
Overtuig me.
[…]
Ik ben waakzaam en heb geen romantische bindingsangst.
Ik vertrouw jullie gewoon niet.
Aan de rand van een dor weiland
parkeert mijn vader de Mercedes-Benz Vito.
Ik veeg mijn kont af met bladeren die ik van een struik pluk.
Luister naar het lome beekje.
Mijn moeder klapt een campingstoel uit en gaat naakt in de zon zitten.
Ik heb geen zin in saaie ideeën, klinkende champagneglazen
en schouderklopjes.
Zwijgen is een lichaam dat op de bank in slaap valt
met een sigaret in de mond.
De wereld staat in de fik.
We zijn er allemaal om te zeggen hoe leeg het bed is.
Hou jullie bek en ik wil jullie geld.
Mijn adem ruikt naar broodjes frikandel, kruidige rum,
de sigaren van mijn vader, energydrink en jou.
Blijf niet weg, het is mijn fout.
Dit tijdperk is zenuwachtig.
Ieder lichaam eist zijn plek op en vraagt dan waar het is, gênant.
Ik heb geen drankprobleem.
Ik kom tot een kern en trek me terug.
Echt, ik bedoelde het niet zo.
Ik kan niet goed slapen als je zegt dat ik eenzaam ben.
Mijn moeder loopt in haar nachtjapon het weiland in.
Er staat een man op het gras met een witte cape
en een revolver in zijn hand.
Hij schreeuwt iets in het Frans.
In mijn onderbroek grijp ik het zakmes uit het dashboard.
Ren haar achterna.
Het droge gras prikt in mijn voeten.
Ik roep mijn tweelingzus en vader.
Verenig.
Verenig.
Dit is een slecht gedicht.
Ik geef niet genoeg aan dat ik extreemlinks ben.
Mijn naam ga ik veranderen in Princess Glitter Girl.
De maatschappij gaat eindelijk van me houden.
Het feest wordt toegankelijk.
Ik schud jullie handen en haat mezelf.
Ik paradeer in een lelijke stoet die zijn schulden loost en zink mee.
Onder naïviteit mag ik op adem komen.
Ik heb een roeiboot liggen.
Word niet zeeziek en geef de schuld aan de peddels,
als er compromissen worden gesloten.
Nou, wees nu maar gewoon gelukkig.
Kijk me aan, als ik tegen jullie praat.
Liftmuziek als theme song.
Schep de subversie uit bankbiljetten.
Het wordt hier eng.
Waar ben je?
—
Voor de zevende keer op rij reikt De Nieuwe Oost | Wintertuin de Afstudeerprijs uit aan de student met het beste afstudeerproject. Dit kan proza zijn of poëzie, maar bijvoorbeeld ook een theatertekst of scenario, non-fictie of juist een experimentele tussenvorm. De studenten die meedingen komen van de schrijfopleidingen Beeld en Taal (Rietveld), Schrijven (RITCS), Writing for Performance (HKU), Woordkunst (KCA) en Creative Writing (ArtEZ).