Het begin en zijn oneindigheid
Op 10 mei 2022 verscheen de debuutroman van Corinne Heyrman, die eerder deelnam aan een ontwikkeltraject bij Wintertuin
Op hoge leeftijd is Marcel met een depressie in een psychiatrisch ziekenhuis beland, waar zijn kleindochter jaren daarvoor ook verbleef, op de afdeling eetstoornissen. Ze komt hem dikwijls opzoeken en bespreekt haar vragen in een radiodocumentaire. In hoeverre kies je zelf wie je bent? Wat is een Verward Persoon? Hoe erfelijk is ontregeling, en wat is de oorzaak ervan? Wanneer begint herstel en belangrijker, wanneer eindigt het?
Corinne Heyrman vertelt in Het begin en zijn oneindigheid het verhaal van de grootvader, zijn kleindochter, familieleden en andere patiënten in het ziekenhuis, waarmee ze de complexiteit en de vele gezichtspunten van psychische kwetsbaarheid vol verbeeldingskracht en inlevingsvermogen ontleedt. Dit fragment is een voorpublicatie uit de roman.
Het begin en zijn oneindigheid
Er was een oefening in het ziekenhuis waarbij de vijf magere meisjes en ik een touw kregen om er een cirkel mee te maken zo groot als we dachten dat onze buikomtrek was en die op de vloer te leggen. Later konden we in de cirkel staan om na te gaan of onze perceptie klopte. In volle concentratie zaten we op de grond, keken van onze buik naar het touw en terug. Door onze ziekte deden we alles heel correct en secuur, dus ook deze opdracht voerden we met volle overgave uit. Onze ouders stonden aan de kant te kijken.
Er was Mia, zij probeerde het touw om haar middel te spannen en het in dezelfde vorm op de grond te leggen. Ze had een rijke familie, haar vader was advocaat en werd elke familiesessie ongeduldiger, zei steeds dat hij vond dat het herstelproces efficiënter kon. Haar moeder, directeur van een of andere financiële instelling, had haar bij het begin van de opname een paard cadeau gedaan, dat Mia dus nog nooit gezien had en in de wei achter hun villa eenzaam stond te grazen. Zo nu en dan kreeg Mia een appje met een foto van het dier, telkens leek het droeviger voor zich uit te kijken. ‘Beauty vraagt wanneer je naar huis komt’ was doorgaans het onderschrift.
Er was Kim, die languit en aandachtig op de grond lag. Aan de kant stonden haar grote slungelige vader en haar bleke moeder, die altijd gekleed waren alsof ze op het punt stonden een bergwandeling te maken. Het waren ouders die zich tijdens de sessies teruggetrokken opstelden en zich te pas en te onpas verontschuldigden. Zo was er een moment dat we het weekend waarin Kim thuis had mogen ‘wennen’ bespraken. Kim riep nors dat haar vader het hele weekend zandkoekjes had zitten eten op de bank. De twee beige types deinsden achteruit, de vader mompelde sorry, waarop een moeder vroeg of het echt zo was dat hij het hele weekend zandkoekjes had gegeten. ‘Hoeveel dan precies, één pak, twee?’
‘Over het hele weekend gezien toch wel twee pakken,’ mompelde de moeder van Kim.
Een andere ouder benoemde dat dat inderdaad best veel was. Mijn moeder merkte op dat ze ook wel eens koekjes at, dat dat toch ook niet zo abnormaal was. De vader corrigeerde dat zijn vrouw had overdreven en hij maar één pak gegeten had, wat erin resulteerde dat we een groot deel van de therapietijd over het eetgedrag van de vader hadden gesproken.
‘Niet erg efficiënt,’ merkte de vader van Mia op.
Er was Fiona, die al snel klaar was met haar cirkel. Haar ouders waren zonnebankbruin, de vader had geblondeerde stekeltjes, alsof hij recht uit een videoclip van de jaren negentig kwam gestapt, samen met de moeder, die zwarte extensions droeg die haar billen bereikten. Ondanks hun grote aandacht voor hun voorkomen viel de vermoeidheid op hun gezichten toch steeds het meest op.
De moeder van Zoë kon het niet laten haar te assisteren. ‘De omtrek moet smaller, nog smaller,’ riep ze als een coach aan de zijkant. Ze was zelf psychologe en leek zich daarvoor te schamen, bij het voorstelrondje had ze snikkend gezegd dat mensen helpen haar beroep was, maar dat het niet was gelukt om haar eigen dochter bij te staan. In haar armen droeg ze haar zoontje van vijf, dat de therapie met de koorden als een amusant spel aankeek.
‘Michelle,’ wees hij met zijn stomp vingertje.
‘Ja,’ zei de moeder van Zoë kinderlijk, ‘dat is Michelle.’
Michelle was degene die al het langst in het ziekenhuis was. Ze had maanden in de zogenaamde ontkenningsfase gezeten, een fase waarin ze zich echt niet kon voorstellen een psychische ziekte te hebben, waardoor ze eerst op de afdeling voor maagziekten terechtkwam en later voor een langdurig darmonderzoek in het ziekenhuis verbleef. Zonder het zelf in de gaten te hebben had ze de artsen in de maling genomen, ze was er zelf ook van overtuigd dat het probleem zich in haar buik moest afspelen in plaats van in haar hoofd. Daarom heette het verkeerdelijk ontkenningsfase, ‘ontdekkingsfase’ zou veel passender zijn. Haar ouders zaten beiden in het onderwijs en schreven alles wat de behandelaars vertelden dwangmatig in een schriftje op. Ze hadden nog vier kinderen, tussen de tien en twintig jaar oud, die zo nu en dan meekwamen.
Mijn moeder stond ook aan de kant, stak de hele tijd haar duim in de lucht en moest regelmatig huilen. Ze was een supporter tegen wil en dank, zoals ze dat ook was tijdens een hardloopwedstrijd waaraan ik enkele weken daarvoor meedeed. Het had me verbaasd dat ze er was, normaal kwam ze nooit naar sportactiviteiten en die dag liep ze zelfs langs de kant een stukje mee. Nadien vertelde ze me dat ze dat deed omdat ik zo mager was dat ze ervan overtuigd was dat ik erbij neer zou vallen.
‘Goed bezig,’ riep ze ook daar in het ziekenhuis vanaf de zijlijn, met een stem die verdronk in tranen en snot.
De ouders zagen er divers uit, hadden verschillende levensvisies en -standaarden, al was iedereen wit en van een hoge klasse. Het was dan ook een dure hobby, herstellen van een onzichtbare ziekte. Wij, de meisjes, druk in de weer met onze buikomtrek in touw, waren moeilijker uit elkaar te houden, omdat we schaduwen waren. Schaduwen met hetzelfde doel en dezelfde symptomen, vatbaar voor elkaars ideeën en daardoor steeds meer gelijkend op elkaar. Het leek wel of we langzaam één werden, samengevoegd tot een knokige bal van donshaar, zes traag kloppende harten en een teveel aan eigenzinnigheid. Een die de wens had een stuiterbal te zijn, maar daar tijdelijk niet toe in staat was.
Toen we klaar waren werden we gevraagd om in onze buikomtrek te gaan staan. Achteraf bekeken zou dit moment als hilarisch bestempeld kunnen worden, maar onze ouders keken naar de reusachtige cirkels op de grond, hun dochters erin als stipjes – we pasten er wel drie tot zes keer in.
—
Het begin en zijn oneindigheid is de debuutroman van schrijver, podcast- en theatermaker Corinne Heyrman, die eerder deelnam aan een ontwikkeltraject bij Wintertuin. De roman verschijnt op dinsdag 10 mei 2022 en is onder andere verkrijgbaar via De Arbeiderspers en (online) bij je lokale boekhandel.