Ik knijp een jonge merel fijn
Jorina van der Laan schreef in opdracht van Notulen van het Onzichtbare nieuw werk
Ik knijp een jonge merel fijn om te bewijzen hoe wreed ik kan zijn. Ik druk zijn buik tegen mijn borstbeen aan, voel hoe zijn lijfje opbolt, aanspant. Als de merel als een servet over mijn pols hangt, klem ik hem tussen mijn kaken. Ik beweeg me op handen en voeten naar mijn moeder toe en leg het dode dier in haar schoot, zeg: iets in mij is hiertoe in staat.
Een kleuter trekt aan een losse nagelriem en wikkelt al het vel van zijn ringvinger af. Zijn huid is ruw als de pit van een nectarine, zwelt op, klopt. De kleuter steekt de vinger in zijn mond.
In het bos zie ik een hert zonder kop. Het hert is glad en zwak glanzend. Hij ademt door de opening in zijn nek, stoot kleine pufjes lucht naar buiten. Als ik door de opening in zijn nek naar binnen kijk, zie ik dat de uiteinden van zijn aderen zuigende bewegingen maken. Ik streel ze voorzichtig.
Aan de rand van een meer hurkt een gedaante van donker gruis. Ik ga naast de gedaante zitten, zie witte huid achter een van zijn oren en beschuldig hem: je bent een mens. De gedaante schudt zijn hoofd en scheurt een reep van zijn buik. Daaronder glanst een tweede laag gruis.
Ik loop op een warm wegdek met een halve sinaasappel in mijn hand. De wolken hangen zwaar als bloedblaren in de lucht. Ik heb heb de vrucht opengebroken, het vlees uit het vel gezogen. Ik druip de hele weg naar huis.
Ik kniel neer voor een plas zwarte stroop. De plas lijkt ondiep, maar wanneer ik mijn hand in de plas laat zakken, verdwijnen ook mijn pols, onderarm en elleboog onder het oppervlak. Op de bodem van de plas voel ik iets zachts. Ik omsluit het met mijn hand en til het uit de stroop omhoog. In het plakkerige lijfje herken ik de vorm van een pasgeboren kat, gerimpeld en glad.
Op straat staat een vrouw die liefdevol de sjaal van haar dochter aantrekt. Steeds strakker, als een strop. Ik wil geen getuige zijn, maar ik bent te laat. Het meisje kijkt me al aan.
Ik voel iets warms op het zachte vlees achter mijn gehemelte drukken. Ik plaats mijn vingers onder het gewicht, voel dat het groeit totdat het vlees dunner wordt en scheurt. Ik hoest een vogel op en huil, omdat ik niet klaar bent voor zijn komst.