Katarina Mitrović
NIET ALLE HUIZEN HEBBEN EEN TUIN
(roman in versvorm)
Enklava, Belgrado 2020
GLAZEN OGEN
Milica. Leeftijd: drieëndertig jaar. Woont met een huisgenote in een gehuurd appartement. Ze negeert de vragen over haar vader en praat met tegenzin en zeer summier over haar broer en haar moeder. Ze werkt op een peuterspeelzaal, maar was liever schrijfster geworden. Op de vraag wat ze van zwakke mensen vindt, antwoordt ze: walgelijk. Op de vraag of zij sterk is, schudt ze van nee. Haar handen beven, het is alsof iemand haar gedwongen heeft hierheen te komen. Maar dat is niet zo. Ze denkt dat er iets met haar aan de hand is. Dat gevoel heeft ze haar hele leven al. Ze vindt de realiteit vermoeiend en brengt het nauwelijks op zich elke dag te wassen en aan te kleden, en te ontbijten. Ze wordt van mensen doodmoe, maar vindt het nog vermoeiender om alleen te zijn. Ze schrikt van onverwachte geluiden, heeft vliegangst, is bang voor het moment dat ze in slaap valt, heeft een fobie voor clowns, is bang dat ze zomaar haar bewustzijn kan verliezen en dat ze zich in haar slaap niet kan bewegen, ze schrikt van dampwolkjes die demonische vormen aannemen en is bang dat ze ineens een paniekaanval krijgt. Ze beweert dat ze haar dromen zelf kan sturen. Ze vindt het vreselijk dat ze niet wakker kan worden als ze dat wil. Daar wordt ze claustrofobisch van en dan sluit ze zichzelf in haar eigen geest op. En pleegt ze zelfmoord. Elke nacht op een andere manier. Ze beseft niet dat ze in het heden leeft. Ze heeft van de toekomst een aantal verschillende varianten waarin ze haar tijd doorbrengt. Als ze bang is, zijn ze niet zo goed, als ze dronken is, zijn ze iets beter. Ze zegt dat psychotherapie duur is. Anders was ze eerder gekomen.
Ik haal een loshangend draadje uit mijn broek
wikkel het om een vinger en trek het aan
ze stelt onsamenhangende vragen
met een verborgen bedoeling
zij – de vrouw bij wie ik in therapie ga
maakt zodra ik even niets zeg een aantekening
ik zie voor me hoe ze een karikatuur van me tekent
aan de muur achter haar hangen portretten
misschien van vroegere patiënten
misschien wil ze mij daar ook zien hangen
tussen de gemene gezichten die grijnzend toekijken
hoe ze doet alsof ze met haar stomme werk bezig is
ze is bruin omdat ze net terug is
van een vakantie aan zee
ze verdient waarschijnlijk goed
dat vertellen haar schoenen
en van ons gesprek
dat overgaat in een opeenvolging
van stompzinnige vragen
en de antwoorden die ik daarop mompel
kan ze nieuwe mascara kopen
vast hele dure
ik weet niet waarom ik hier zit
ik kan beter even op straat rondkijken
en aan de eerste de beste die ik tegenkom
iets vertellen over de messen in mijn bed
mijn blinde bezetenheid
en mijn krankzinnige omzwervingen
die eindigen
bij iemand thuis
die ik nauwelijks ken
soms drinken we zelfs wat
een fles whisky of een glas koud bier
ik zou bij hem kunnen blijven
als hij tenminste ergens woont
als hij ook echt bestaat
denk ik terwijl ik aan de bewegingen
van haar hand probeer te zien
wat ze in dat verdomde boekje schrijft.
Twintig minuten na het begin
van mijn eerste therapiesessie
waarbij ik me voel als op sollicitatiegesprek
voor een baan die ik niet wil
herinner ik me hoe ik hier kwam
en meteen naar de badkamer holde
om wat water te drinken
de tijd leek zich uit te rekken
als de blauwe kauwgom
die zich toen ik tien was naar mijn mond
voegde als naar een misvormd huis
ik kwam er pas uit
toen ze me zacht en discreet vroeg:
‘Gaat het wel goed met u?’
Op datzelfde moment was te horen hoe het water
me hielp de illusie te wekken
dat ik mijn handen waste
en te verbergen dat ik nieuwsgierig
in haar keurige kastjes rondsnuffelde
op een plankje zaten achter wasmiddelen
sigaretten verstopt
ik weet niet waarom ze liever
wasmiddelen ziet dan sigaretten
verder staan er alleen plastic bekertjes
om een slokje lauw water te drinken
in de kamer waar we zitten
staan twee identieke leunstoelen
vlak bij elkaar in een hoek
de ene tegenover de andere
als tweelingen
er zijn nog wat andere dingen
maar daar kijk ik niet naar
want ik hoor haar iets vragen.
‘Waarom bent u eigenlijk gekomen?’
Met de nadruk op eigenlijk
arrogant en weerzinwekkend
het duizelt me
als ik probeer te zeggen
wat ik de hele ochtend
al zo vaak heb gerepeteerd:
‘Ik vrees
dat ik per ongeluk zelfmoord zal plegen.’
Er verschijnt een frons op haar voorhoofd
ze vraagt zich af wat ze zal antwoorden
of denkt aan haar sigaretten
ik heb dus tijd om mezelf te corrigeren.
‘Ik ben bang
Dat ik per ongeluk zelfmoord zal plegen.’
Ik denk dat zij het verschil
tussen vrezen en bang zijn niet begrijpt
zoals ik dat zelf voel
en dat irriteert me
maar zij focust zich op iets anders.
‘Wat bedoelt u met per ongeluk?’
Door die vraag
krijgt haar gezicht iets lelijks
maar op een aantrekkelijke manier
als ze glimlacht
zie ik vooral haar tandvlees
daar stoor ik me aan
en ik word kwaad
terwijl zij er niets aan kan doen
dat ze zulk opvallend tandvlees heeft
maar in deze kamer
zijn we aan elkaar overgeleverd
zij als een figuur op een gemetselde sokkel
ik als gekneed uit boetseerklei
en wegsmeltend op haar speelplaats
ik kies zorgvuldig mijn antwoorden
en houd mezelf voor dat één verkeerd
geformuleerde gedachte genoeg is voor:
F41.1
F20.0
F31.9
F32.1
F42.9
F60.3
F43.1.
Ik ben doodsbenauwd
van wat ik afgelopen nacht
op internet zag staan
ik bid dat zij geen letter- en cijfercombinaties noemt
die staan voor een verontrustende diagnosecode
ik vertel dat ik
een paar nachten geleden slaapwandelde
wat ik vroeger nooit deed
en ik weet niet waarom ik nu
op blote voeten het terras opliep
terwijl de duisternis me gulzig
opslokte, samen met mijn glazen ogen
en mijn huisgenote die naar buiten rende
en luidkeels gilde
zodat ik wakker werd.
Ik haalde diep adem
onrustig
huiverend
ik wist niet of ik droomde
en gaf haar een duw
ze week achteruit
mijn hand zweefde in de lucht
als van een kapotte pop
toen ze zei:
‘Godverdomme. Wat heb jij ineens?’
Ik wist geen antwoord
op haar verwijtende blik
en het grauwe masker op haar verkrampte
en bijna onherkenbare gezicht
ik verlangde naar een omhelzing
en was zelfs bereid
om haar lange, magere lijf
tegen me aan te drukken
maar in plaats daarvan
rende ik beledigd naar mijn kamer
in de hoop dat zij zich schuldig zou voelen
mijn voeten plakten aan de tegels
ik was bang
om mijn hoofd op het kussen te leggen
ik slaap al een paar dagen niet meer
uit angst dat ik in een droom
uit het raam spring
dat gebeurt vaak genoeg
en ik maak me zorgen
ik zal ooit een keer slaapwandelen
terwijl ik zoiets droom
en dan echt springen
zodat ik per ongeluk doodval
en wie zal dan de mensen geloven
die achterblijven en zeggen
dat ik het niet expres deed?
‘Wie zijn die mensen?’
vraagt ze.
Degenen die me…
had ik willen zeggen
maar dan gaat ineens
bij mijn therapeute de telefoon –
een kunstmatig melodietje en een gebarsten scherm. |
Katarina Mitrović
NEMAJU SVE KUĆE DVORIŠTE
(roman u stihu)
Enklava, Beograd 2020
STAKLENE OČI
Milica. Dvadeset tri godine. Živi sa cimerkom
u iznajmljenom stanu. Ignoriše pitanja koja
se tiču oca, brata i majku pominje nevoljno
i svedeno. Radi u dečijoj igraonici, iako bi
radije bila pisac. Na pitanje šta misli o slabim
ljudima, odgovara da joj se gade. Na pitanje
da li je jaka, klima odrično. Ruke joj drhte,
izgleda kao da je neko naterao da dođe. Ali
nije. Misli da nešto nije u redu sa njom.
Oseća to čitav život. Realnost joj je naporna,
teško podnosi što svaki dan mora da se kupa,
jede i oblači. Ljudi je umaraju, umornija je
kada je sama. Plaše je nagli zvukovi, letenje
avionom, trenutak pre nego što zaspi,
klovnovi, nasilni gubitak svesti, paraliza
sna, vodena para koja pravi demonske oblike
i napadi anksioznosti koji tek treba da se
dese. Tvrdi da kontroliše dešavanja u svojim
snovima. Muči je što ne može da se probudi
kada želi. To je čini klaustrofobičnom,
zatvorenom u svoj um. I tada se ubija. Svaku
noć na drugi način. Ne zna da živi u sadašnjem
trenutku. Ima nekoliko verzija budućnosti u
kojima provodi vreme. Kada se uplaši nisu
dobre, bolje su ako je pijana. Napominje da
je psihoterapija skupa. Inače bi došla ranije.
Izvlačim konac koji visi iz pantalona
uvijam ga oko prsta i stežem
ona postavlja nepovezana pitanja
sa skrivenim značenjem
ona – žena koja postaje moj psihijatar
zapiše nešto svaki put kad zastanem
umišljam kako crta moju karikaturu
na zidu iza nje vise portreti
možda su to bivši pacijenti
možda i mene želi okačenu
među tim zluradim licima koja se keze
dok se pravi da radi svoj usrani posao
preplanula zato što je upravo
došla sa mora
verovatno dobro zarađuje
to govore njene cipele
od našeg razgovora
koji se pretvara u masu
istumbanih pitanja
i mojih mutavih odgovora
kupiće novu maskaru
i to neku skupu
ne znam zašto sedim ovde
bolje da se zavrtim nasred ulice
i kažem prvom koga ugledam
nešto o noževima u krevetu
slepilu
besomučnim lutanjima
koja se završavaju
po stanovima ljudi
koje jedva poznajem
čak bismo nešto popili
flašu viskija ili hladno pivo
završila bih kod njega u stanu
kad bi on imao stan
kad bi on zapravo postojao
mislim dok pokušavam po pokretima
njene ruke da shvatim
šta piše po tom jebenom papiru.
Nakon dvadeset minuta
moje prve psihoterapije
na kojoj se osećam kao na intervjuu
za posao koji ne želim
prisećam se kako sam po dolasku
odjurila u kupatilo
i popila gutljaj vode
vreme se razvlačilo
ličilo je na plavu žvaku
u mojim desetogodišnjim ustima
koja se oteže kroz iskrivljenu kuću
izlazak je bio odložen
do njenog prigušenog pitanja:
„Da li je sve u redu?”
Iste sekunde čula se voda
koja je pomogla u dočaravanju
lažnog pranja ruku
i skrivanju mog radoznalog preturanja
po njenim urednim policama
u jednoj pregradi iza deterdženta
bile su skrivene cigarete
ne znam šta će joj
deterdžent, a ne cigarete
ima samo plastične čaše
iz koje oduzeto grlo nateže mlaku vodu
u prostoriji u kojoj sedimo
dve identične fotelje
sabijene u ćošak
jedna naspram druge
bliznakinje
ima tu još stvari
ali skrećem pogled
jer čujem upitnu rečenicu.
„Zašto ste Vi zapravo došli?”
Naglasila je to zapravo
nadmeno i odvratno
zavrtelo mi se u glavi
od pokušaja da izbacim
ono što sam ponavljala
čitavo jutro.
„Osećam strah
da ću se slučajno ubiti.”
Gužvaju se bore između očiju
priprema odgovor
ili misli o svojim cigaretama
pa imam vremena da se ispravim.
„Osećam strepnju
da ću se slučajno ubiti.”
Mislim da ona ne razume razliku
između reči strah i strepnja
onako kako bih volela
to me nervira
a nju zanima nešto drugo.
„Šta znači slučajno?”
Od ovog pitanja
lice joj je poružnelo
na neki privlačan način
ako se nasmeje
iskočiće joj desni
tako mi se čini
zbog čega se ljutim
iako ona nije kriva
što ima baš takve desni
ali u toj prostoriji
prepuštene smo jedna drugoj
ona kao figura na ozidanom postolju
ja kao zgnječeni plastelin
topim se na njenom igralištu
pažljivo birajući odgovore
umišljam da me jedna pogrešno
ispljunuta misao deli od:
F41.1
F20.0
F31.9
F32.1
F42.9
F60.3
F43.1.
Plaši me
sve ono što je prethodnu noć
pisalo na internetu
molim se da ne pomene ta slova
spojena u uznemirujuću dijagnozu
pričam kako sam
pre nekoliko večeri mesečarila
nikada ranije nisam
i ne znam zašto se sad desio
taj bosonogi izlazak na terasu
dok je tama alavo gutala
mene, moje staklene oči
moju cimerku koja je istrčala
i ciknula glasno
što me je probudilo.
Disala sam duboko
uznemireno
drhtavo
nisam znala da li sanjam
gurnula sam je
ona se izmakla
ruka mi je visila u vazduhu
kao pokidana lutka
kada je rekla:
„Jebote. Šta ti je?”
Nisam imala odgovor
za njen zgađen izraz
i sivu masku na licu
koja se krunila od grča
bio mi je potreban zagrljaj
čak bih pristala da njeno
džigljavo telo
privijem uz sebe
umesto toga
uvređeno sam odjurila u sobu
zbog želje da oseti krivicu
stopala su se lepila o pločice
javio se strah
od spuštanja glave na jastuk
ne spavam već nekoliko dana
plašim se kako ću
sanjati skok sa prozora
to se često dešava
brine me
jednom ću istovremeno
mesečariti i imati taj san
pa ću stvarno skočiti
i ubiti se slučajno
a niko neće verovati
ljudima koji ostanu
da nisam to uradila namerno.
„Ko su ti ljudi?”
pita me.
Oni koji me
rekla bih
ali ne stižem
jer terapeutkinji zvoni telefon
fabrička melodija i razbijen ekran.
|