In de achtertuin

Koen de Vries  - 17 januari 2024

 

Er drijft een onderzeeër in de vijver, gisteren was die er nog niet. Ik loop erheen. Onder mijn arm heb ik Geraldine geklemd, mijn giraffe. Zij heeft de onderzeeër ook nog nooit gezien, laat staan in onze vijver.
Als ik mijn voeten over de grond schuif, kietelen de puntjes van het gras. Ze prikken zachtjes in de hoekjes tussen mijn tenen en giechelen. Je kan het horen als je bukt en je oor heel voorzichtig neerlegt zodat je ze niet afschrikt. Maar dan word je wel een beetje nat.
Het luik aan de bovenkant van de onderzeeër gaat open en valt achterover.
Er komt een mannenhoofd uit. Het heeft een baard. Een ronde die naar voren steekt, net als een kabouterbaard.
De man legt zijn ellebogen op de rand van het luik en trommelt met zijn vingers op het dek. Hij kijkt naar de boeg, kantelt zijn hoofd naar links, naar rechts, knikt. Hij trekt een arm terug naar binnen en vaart een meter naar voren. De boot botst net niet op de kant. Dan draait de man zich om en kijkt naar de achterkant van de onderzeeër. De schroef ligt netjes onderwater.
Hij richt zich tot mij en begint opnieuw te trommelen.
‘Zal ik mijn vader voor je halen?’ vraag ik.
‘Nee,’ zegt de man. ‘Laat hem maar slapen.’
‘Kom je niet op bezoek?’
‘Nee.’ Hij springt vanuit het gat zo bovenop de boot en zet zijn handen in zijn zij. Stap voor stap draait hij een rondje om zijn as. Hij mompelt wat, knikt wat, klinkt als papa aan de telefoon. Aan het einde van zijn cirkel kijkt de man weer mij aan.
‘Ik kom uit Australië,’ zegt hij.
Hij gluurt naar Geraldine. Naar haar hoofd, naar haar rug. Haar poten zijn voor hem verstopt.
‘Hmm,’ fronst hij. Hij loopt om het gat heen, bukt zich, zet zijn handen op de rand en laat zijn voeten erin zakken. Met bungelende benen zit hij op het randje. Hij verplaatst zijn handen naar zijn knieën.
‘En ik kom hier wonen,’ zegt hij. ‘Dus jij woont in de weg.’
‘Dat kan helemaal niet,’ zeg ik.
‘Jawel,‘ zegt hij en hij trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Ik zou het fijn vinden als jij vertrekt.’
Hij wijst naar de poort.
‘Want ik wil naar bed na mijn lange reis. Ik ben erg moe. Dus, alsjeblieft en dankjewel en misschien tot ziens.’
Ik schud mijn hoofd en kijk over mijn schouder door de ramen van de woonkamer. Voordat ik naar buiten ging had ik het licht aangezet. De schaduwen van de stoelen en de bank en de tafel en de rest liggen allemaal geduldig op de grond zoals schaduwen dat ’s nachts nou eenmaal doen, maar geen van de schaduwen is van papa. Hij slaapt. Dus er is inderdaad maar één bed vrij.
‘Nee,’ zeg ik. Ik kijk Geraldine aan. Ze reageert niet. Ik kijk haar nog eens aan en deze keer laat ik haar ogen niet zomaar los. Ze weet wat ik bedoel, zij heeft hem ook verstaan. Ik schud opnieuw mijn hoofd. ‘Je moet denk ik bij de buren zijn, ik wijs je de weg wel.’
De man blijft zitten.
‘Kom maar mee. Heus, ik ken de weg.’ Om te laten zien dat ik het meen, wijs ik vast de goede kant op.
De man blijft zitten. Ik sla mijn armen over elkaar en klem Geraldine stevig tegen mijn buik.
‘Als ik bij de buren wilde zijn, was ik daar wel heen gevaren. Naar hun zwembad. Ze hebben een erg groot zwembad. Nee, ik moet bij jouw huis zijn en ik wil dat je weggaat.’
Ik draai me om. Papa slaapt nog steeds.
‘Waarheen dan?’
‘Je kan altijd naar Australië.’
Het gras is nat, natter zelfs dan het eerst al was. Ik kietel het met mijn tenen terug en we kriebelen aan elkaar. Een koele bries streelt de puntjes van mijn haren zodat ze verlegen wapperen. Ze aaien Geraldine en mijn handen voor mijn buik. Ik ga zitten. Een donkere vlek kruipt door mijn pyjamabroek omhoog en plakt tegen mijn billen die eronder verstopt zitten.
Geraldine kijkt me aan. Ze zegt dat zij met me mee zal gaan, ook al had ze het thuis zo naar haar zin. Lekker warm onder de deken liggen ’s avonds voordat ik in slaap viel, ’s ochtends stiekem naar de kamer sluipen om tv te kijken, met vriendinnen kussengevechten doen. Ze vindt het moeilijk, maar voor mij durft ze het allemaal wel op te geven.
Ik geef haar een knuffel.
‘Hé,‘ zegt de man. Hij staat nu naast de vijver, zijn schoenen en sokken zijn nat. ‘Hé, ik weet anders wel een oplossing.’
Hij hurkt naast me neer en legt een hand op mijn schouder. Wrijft heen en weer, knijpt zachtjes.
‘Wat nou als we ruilen?’ Hij glimlacht en veegt mijn haren voor mijn ogen weg. ‘Dat jij in mijn onderzeeër mag?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Dan heb jij ook een plek om te wonen en kun je mooi in de buurt van papa blijven. Dat lijkt me ook wel fijn, toch?’
Ik knik. Op mijn wang ligt een druppel zoals op het gras en met mijn pols druk ik de druppel plat.
‘Mooi zo,’ zegt de man. ‘Dat dacht ik al.’ Hij aait mijn haren door de war.
‘Kom,’ zegt hij. Hij staat op, pakt me bij mijn oksels beet en legt me tegen zijn schouder. ‘Dan mag je alvast binnen kijken.’
Samen gaan we het water in. Hij loopt door tot zijn knieën verdwijnen in de sterrenhemel.
‘Zo,’ puft hij. Hij strekt zijn armen en zet me op het bovendek. ‘Daar zit je dan.’
Ik druk Geraldine tegen me aan zoals de man mij vasthield.
Ik knik.
Ik sta op. Vanaf hier kun je precies over de heg van de buren kijken. De maan weerspiegelt in hun zwembad. Hij zucht, rolt met zijn ogen. Ook de maan vindt dat ik treuzel. Er komt een druppel uit mijn neus en ik veeg hem aan de mouw van mijn pyjama af.
‘Ga maar naar binnen.’
Geraldines borst en mijn borst plakken stevig aan elkaar, haar wang tegen mijn wang. Samen draaien we ons om. Midden op het dek gaapt het grote zwarte gat naar ons.
‘Toe maar,’ zegt de man. ‘Vooruit.’
Ik schuif mijn blote voeten voorzichtig naar het gat. Vanaf de zolen trekt mijn bleke huid paars weg.
‘Er is zo veel te zien binnen!’
Ik ga zitten en laat mijn benen over de rand bungelen. Aan de overkant hangt een ladder. Ik leun voorover en pak hem vast. En terwijl ik mijn vingers om de bovenste sport sluit, laat Geraldine los. Ze glijdt tussen mijn armen door, valt, verdwijnt in het duister.
‘Geraldine!’ roep ik. Snel klim ik naar beneden, haar achterna.

 


Deze tekst is ons toegestuurd als kopij. Wil jij ook werk insturen? Stuur je tekst of idee naar nvho@wintertuin.nl, samen met een motivatie van een paar regels. Binnen zes weken ontvang je van ons een reactie.

Koen de Vries studeert wiskunde aan de Radboud Universiteit. Hij schrijft zowel proza als poëzie en eerder verscheen zijn werk al op Notulen van het Onzichtbare, in Op Ruwe Planken en op de website van De Revisor. In het voorjaar van 2024 was hij KwarTAALdichter bij taalcollectief De Kneep.