Het harnas en het slakkenhuis

Liesbeth Sonneveld  - 29 augustus 2024

Wintertuin organiseert elke maand in drie steden Literatuurnest, een werkplaats waarbij makers een tekst aan collega-schrijvers en lezers kunnen voorleggen om feedback te ontvangen en met nieuwe ideeën en inzichten verder te werken. In 2024 biedt Wintertuin een aantal talentvolle Literatuurnest-schrijvers nadien een extra feedbackronde aan en een podium om hun werk te delen met de wereld. Een van die schrijvers is Liesbeth Sonneveld, van wie we met trots het magische verhaal ‘Het harnas en het slakkenhuis’ publiceren.

 

Het harnas en het slakkenhuis

In het jaar 2000 ontving m’n pa – vader Jan – in Wageningen z’n bul, hét hoogtepunt in z’n leven. Hij had zich opgewerkt van tuindersknecht tot tuinbouwwetenschapper. Wanneer vader Jan voor de zoveelste keer op zolder achter z’n bureau dook in de chemische formules, voelde ik me nogal eens over het hoofd gezien. Wereldwijd deelde hij z’n kennis en leefde z’n dromen uit, ver weg van m’n broer Johan, m’n zus Marina en mij. Samen met onze psychisch ontregelde moeder hadden we het nakijken. Z’n hoogtepunt werd ons dieptepunt: z’n felbegeerde promotie, het boegbeeld van z’n wetenschappelijke studie, zwaar door pa bevochten, bleek voor ons een Januskop. Iets waar we trots op hadden kunnen zijn bleek een vette schaduw, zie de achterkant van z’n medaille. We voelden ons vooral over het hoofd gezien toen de kinderen uit z’n succesvolle nieuwe gezin, vreugdevol naar hem keken toen hij z’n kersverse bul in ontvangst nam. Broer, zus en ik zaten een eindje verderop vervreemd toe te kijken, enigszins in de overlevingsstand. We voelden ons een soort aanhangsel van z’n grotendeels onderdrukte verleden. Onze moeder was ruim tien jaar daarvoor overleden. Om te overleven in de pijn van haar gekte had pa een strak stramien om zich heen gebouwd waardoor hij z’n talenten met volle vaart kon richten op de vooruitgang van de tuinbouwwetenschap. Onze vader die voor jan en alleman klaar stond kon de pijn van z’n vrouw en z’n kinderen niet verdragen.

Dat de relatie tussen Marina en mij de deining van onze ontregelde moeder, de diep verborgen ontreddering van onze vader en het overlijden van onze broer heeft overleefd, mag een wonder heten. Saamhorigheid en rivaliteit gaan soms hand in hand. In 2021 blijkt dat hij hoogstwaarschijnlijk ongeneeslijk ziek is, we kijken de dood van pa in de ogen. In z’n comfortabele hoekwoning in de Gelderse Vallei verliezen we ons af en toe in een verraderlijk verstoppertjesspel: ‘wie doet wat en waarom, het maakt niet uit, alles is goed, maar ondertussen…’.
Tijdens onze voorbereiding voor de uitvaart die naderbij komt, voel ik me soms op eieren lopen, bang om in de gele smurrie uit te glijden alvorens een op- of aanmerking richting Marina te maken. De kans  om me te bezeren aan de eierschillen en te verstarren in het eigeel is groot. De pijn, de scheuren, ze komen aan het licht. Daarna verzachten m’n voetzolen en de huid tussen m’n tenen wordt gestreeld door het zachte geel. Zie dat we samen kunnen huilen en vitten over hoe klote we ons soms voelen en de volgende morgen lepeltje-lepeltje liggen in het logeerbed van pa.

De zomer van 2023 is vroeg begonnen, Marina en ik zitten aan de langwerpige tafel in m’n huiskamer nabij de Veluwezoom. De uitvaartbegeleider geeft ons alle ruimte. We zoeken naarstig in de showmappen alsof we in de delicatessenwinkel zijn waar onze lievelingszuurtjes links voorin de winkel liggen. ‘Over één ding zijn we nog niet uit,’ zeg ik met hoog uitgestrekte armen alsof er iets in de lucht hangt. ‘Of z’n doctorstitel wel of niet op de rouwkaart komt.’
Marina heeft haar sprekende, helderblauwe ogen plotseling op scherp. ‘Over m’n lijk, dat gaat niet gebeuren, geen academische titel op de rouwkaart!’ zegt ze met onderdrukte woede, terwijl de uitvaartbegeleider haar rustig aanhoort. De spieren in haar romp spannen zich als een harnas. M’n huisjesslak kruipt weg, ik zie het diepbruine beige spiraaltje langzaam in een bergje groen mos verdwijnen.
Omdat ik nu alweer verlang naar de vredige stroom tussen Marina en mij schuif ik m’n stoel dichterbij en doe een poging om grappig te zijn. Ik manoeuvreer m’n romp een beetje voor die van haar en zeg, terwijl ik m’n rechterschouder van voor naar achter beweeg: ‘Zie mij, zie mij, ik ben als Hekking.’ Hij is die narcistische wethouder, typetje van Koot en Bie. Marina – fervent fan van dit meesterlijk duo – geeft  geen teken van herkenning en moedeloosheid bekruipt me. Geen bereik meer bij m’n zus, alsof er een onoverbrugbaar slagveld tussen ons in ligt. M’n slakje is inmiddels diep weggekropen in haar huisje.
Hier aan tafel dreigt het door mij goddelijk verklaarde moment waarop ik aan pa had gevraagd wat hij belangrijk vond op z’n rouwkaart te ontwortelen. Door de scherpe blik van Marina ben ik wat achteruit gaan zitten. Ik voel me overweldigd, nu een pas ontstaan bosgrondje tussen pa en mij dreigt te worden platgewalst. De neiging om de hand van m’n zus vast te houden onderdruk ik, omdat de kilte die boven tafel hangt al onder m’n huid is gekropen. Durf even nergens aan te komen en reis onmerkbaar af naar het bosgrondje waar een paar zonnestralen door het loof op net ontluikende bosanemoontjes vallen. Stilte draagt me en er hipt een merel door het gebladerte die m’n slakje gelukkig met rust laat. Pa wandelde veelvuldig in de bossen en keek graag door het keukenraam naar de merels in z’n achtertuin. Hier in de zon door het bos op het mos voel ik me verbonden met de kleine vader Jan die wil uitblinken.

Toen ik tijdens z’n ziekzijn op het voetenbankje bij de fauteuil van pa ging zitten, vertelde hij dat z’n overbuurman was overleden. Z’n forse neus stak pront vanuit z’n sterk vermagerde gezicht de huiskamer in en z’n ogen staarden recht in z’n afbrokkelende, voorheen zo overzichtelijke, universum. De warmte tussen onze knieën was voelbaar. M’n immer rationele vader voelde zo broos, de kanker had z’n tol gevraagd zodat ik elk botje kon voelen. Hij zei met een beving in z’n stem dat het hem niet lukte om naar de uitvaart van de buurman te gaan. Eerder heb ik stiekem weleens verlangd naar een dergelijke kwetsbaarheid van m’n vader. Dit was het moment dat ik tussen hem en mij voorzichtig een bosgrondje voelde ontstaan. Met z’n gebruikelijke ‘geen-speld-tussen-te-krijgen-houding’ zei hij – weliswaar met trillende stem, doch onverbloemd – dat z’n doctorstitel op de rouwkaart zou moeten staan. Hij keek me met z’n blauwe ogen aan, nooit eerder waren deze zo zoekend, bijna paniekerig. Hij verklaarde dat hij z’n titel ooit van de professor te Wageningen had ontvangen, hij zou dat toch niet mogen verloochenen? Het zonlicht valt op het bosgrondje, precies daar waar pa staat. De bul in z’n rechterhand, op weg naar de eeuwigheid.

 


Wie schrijft doet dat vaak alleen, zonder kantoor of collega’s. Literatuurnest biedt een ontmoetingsplek waar je met andere schrijvers, dichters, verhalenvertellers en lezers kunt sparren en feedback krijgt op je werk. Gezellig, vrijblijvend en zonder grote verwachtingen.
Er zijn Literatuurnest-edities in Nijmegen, Utrecht en Tilburg (in samenwerking met literair productiehuis Tilt). Elke editie komt maandelijks op een vaste avond samen. Per bijeenkomst is er ruimte voor twee of drie schrijvers om een tekst voor te leggen. De groepen worden begeleid door ervaren schrijvers en redacteuren. Nieuwsgierig naar meer, of wil je een keertje meedoen? Lees meer over Literatuurnest en hoe je je kunt aanmelden.

Literatuurnest Nijmegen en deze publicatie worden mede mogelijk gemaakt door Gemeente Nijmegen.

Liesbeth Sonneveld ontvluchtte rond haar dertigste de Randstad om op de Veluwezoom neer te dalen. Ondanks een innig verlangen naar de Noordzee heeft ze ook de 'groene zee' omarmd. Baande zich een weg door GGZ- en onderwijsland en is nu baanvrij. Blij met de ruimte waarin haar man en zij elkaar mantelzorgen en liefhebben. Ze schrijft zichzelf vrij en is stik nieuwsgierig waar ze uitkomt.