Heimwegen

Gerjon Gijsbers  - 22 november 2018

Literaire notulen bij het college van Lennert Savenije

Foto door Studio Schulte Schultz

De tweede dag van het Wintertuinfestival werd afgesloten met een schitterende kroegcollegetour door de binnenstad van Nijmegen, we begonnen gelijktijdig bij In de Blaauwe Hand en The Fuzz, en sloten gezamenlijk af met een groepsgesprek bij Cali. De vraag ‘Wie is Nijmegen?’ stond centraal. Om deze vraag te beantwoorden waren er in de eerste ronde twee colleges vanuit twee verschillende oogpunten, een cultuurwetenschappelijk en historisch perspectief. Gerjon Gijsbers notuleerde bij het college van Lennert Savenije, onderzoeker bij de afdeling geschiedenis op de universiteit. Ook benieuwd naar de notulen van Marjolein? Klik door.

 

Heimwegen

Een zevenjarig jongetje was ik, toen ik voor het eerst naar Nijmegen kwam.
Het was tijdens de Vierdaagsefeesten.
‘Hier ga ik later wonen,’ zei ik tegen mijn ouders, terwijl ik met een baksteen een stukje van de Barbarossa-ruïne sloeg. Een klein stukje muur om mee naar huis te nemen. Soms moet je iets schade toebrengen om voor jezelf een herinnering te behouden.
‘We hebben het er later wel over,’ zeiden mijn ouders.
Nog voordat we naar huis vertrokken, miste ik de attracties, de rivier, de stad, achtervolgd door klanken van vervlogen feestmuziek en beelden van luchtballonnen die de zonsondergang tegemoet voeren voor eeuwig op mijn netvlies gebrand.

Gezeten aan een wankel tafeltje, met pen en papier in de aanslag, in het zwakke schijnsel van een kaars waarvan de standaard gevormd werd door het vet van talloos veel eerder gebrande kaarsen, voelde het alsof ik in het verzet zat.
Niet geheel toevallig woonde ik het kroegcollege bij van Lennert Savenije, die in april promoveerde met zijn rijk geïllustreerde boek Nijmegen, collaboratie en verzet – Een stad in oorlogstijd.
Savenije werd versterkt door een soulband.
‘Wie voelt zich een Nijmegenaar?’ luidde een van zijn eerste vragen.
Ik, dacht ik onmiddellijk, ik voel me een Nijmegenaar in hart en nieren. Toegegeven, een verdorven hart en verschrompelde nieren, maar desalniettemin in hart en nieren. Ik heb het water van de Waal door mijn aderen kolken.
Vervolgens werd er antwoord gegeven op de vraag of een stad meerdere identiteiten kan hebben, aan de hand van de bijnamen die Nijmegen door de eeuwen heen heeft gekregen.
Savenije sloeg blaadjes om als Bob Dylan en gaf toelichting aan de hand van fragmenten.
Noviomagus
Numaga
Waalstad
Nijmegen de oudste
Keizerstad
Stad der Bataven
Pensionapolis
Grensstad
Monnikendam aan de Waal
Brugstad
Frontstad
Vierdaagsestad
Havana aan de Waal
Altijd Nijmegen
‘Nijmegen Rock City!’ hoorde ik in gedachten vanuit Doornroosje schreeuwen.
Hoewel Knotsenburg – geheel terecht – werd vergeten, mochten we concluderen dat het met de verscheidenheid aan identiteiten van de stad wel goed zat.
De koekoeksklok riep negen uur.
Savenije stapte even uit zijn rol als historicus om zich af te vragen welke naam hij aan Nijmegen zou geven om de identiteit van de stad te vatten en kwam met het mijns inziens – de luchtballonnen tegen zonsondergang indachtig – prachtige Heimwegen op de proppen. Een stad van weemoed, melancholisch, met littekens, waar student vertrekken en thuiskomen.
Ik dacht aan de keer dat ik in een ver verleden naar de sterren boven de Waal stond te staren en in een door egocentrische dronkenschap veroorzaakte aanval van dyslexie mompelde: ‘Mijn, Mijn, Mijnegen.’

Identiteit is kleikunst, geloofde ik voor aanvang van het college.
Identiteit is boetseerwerk, begreep ik na afloop van het college.
De aanleiding voor het kroegcollege over de identiteit van de stad was het bekladden van de tekst refugees welcome op de Waalbrug, die voor Nijmegen Rechtsaf voor vele inwoners een doorn in het oog was. Ik laat mijn identiteit niet afhangen van twee woorden onder een brug. Mijn identiteit verandert met de dag. Ik ben een kameleon. Ik kan rood kleuren, ik kan groen kleuren, ik kan zwart kleuren, maar ik blijf steeds dezelfde kameleon. Nijmegen heeft meer invloed op mijn identiteit dan dat ik als individu invloed heb op de identiteit van de stad. Ik wil niet meer deelnemen aan eindeloze discussies die door het geschreeuw van links naar rechts en vice versa nooit de diepte ingaan, tenzij in een vicieuze cirkel. Ik wil geen kant kiezen en al helemaal niet de kant van de kantenkiezers, maar nu de Waalbrug opnieuw onderwerp is van strijd, wil ik me er wel over verbazen dat het kennelijk geen probleem is dat de letters NEC de brug blijven ontsieren. Ik bedoel natuurlijk EN-EE-CEE, want de NEC zit onder je achterhoofd, terwijl je EN-EE-CEE vindt waar bij echte mensen doorgaans een hart zit. Als iedereen meebetaalt aan de beveiliging voor een voetbalwedstrijd en de gesloopte bushokjes na afloop ervan, vind ik – als verafschuwer van het voetbalspel – dat een andere groepering gerust een stukje muur in de openbare ruimte mag claimen. Een klein stukje muur. Ik heb heimwee naar de tijd van voor de identiteitspolitiek.

Via de site van De Gelderlander vond ik een foto van de vandalistische daad. Het woord refugees onleesbaar geworden door een laag roomblanke live action painting Monodek muurverf. Op de voorgrond de lege emmer. Toch spijtig, dacht ik, dat voor veel mensen het historisch besef nog altijd eindigt bij Histor, ‘kwaliteitsverf in de mooiste verfkleuren’.

Gerjon Gijsbers schrijft proza. Hij is een graag geziene gast op podia. Hij trad op tijdens onder andere de Zwarte Cross, Mañana Mañana en Lowlands. Gerjon schreef voor Propria Cures en HP/De Tijd. In 2015 verscheen een selectie van zijn radiocolumns onder de titel Ik keek naar boven en had geen idee bij Uitgeverij Fagus. In 2017 publiceerde hij bij Uitgeverij Fagus de roman Scheuren in het canvas, het vervolg op zijn chapbook Aan gort, over de dolende ziel Luctor, die op zoek is naar werk, liefde en de zin van het leven, maar in eerste instantie naar een douchegordijn. Gerjon werkt aan een roman over de christelijke beweging Focolare. (Foto door Gaby Jongenelen.)