Een stad met een wandeltocht
Literaire notulen bij het college van László Munteán
De tweede dag van het Wintertuinfestival werd afgesloten met een schitterende kroegcollegetour door de binnenstad van Nijmegen, we begonnen gelijktijdig bij In de Blaauwe Hand en The Fuzz, en sloten gezamenlijk af met een groepsgesprek bij Cali. De vraag ‘Wie is Nijmegen?’ stond centraal. Om deze vraag te beantwoorden waren er in de eerste ronde twee colleges vanuit twee verschillende oogpunten, een cultuurwetenschappelijk en historisch perspectief. Marjolein Takman notuleerde bij het college van László Munteán, onderzoeker bij de afdeling cultuurwetenschappen op de radboud universiteit. Ook benieuwd naar de notulen van Gerjon? Klik door.
Een stad met een wandeltocht
Aan het begin van het college werd aan het publiek gevraagd waar zij aan denken als ze denken aan Nijmegen. Wat zijn de eerste beelden of dingen die zij met de stad associëren? De antwoorden waren onder meer: de Vierdaagse, de Waalbrug, het linkse imago en het feit dat Nijmegen de oudste stad van Nederland is. Dat laatste betwijfel ik overigens, ondanks alle geschiedkundige bewijzen. Ik vind het me gewoon moeilijk voor te stellen dat de Romeinen hun eerste stad op Nederlands grondgebied niet wat zuidelijker gesticht hebben.
Het is enigszins ironisch dat ik ben gevraagd om de literaire notulen van een college over de identiteit van Nijmegen te schrijven. Ik ben namelijk ongeveer dertig kilometer hiervandaan opgegroeid, bij een andere rivier. Het is maar dertig kilometer, maar toch is het volgens sommigen een wereld van verschil. Ik kom uit een dorpje vlakbij Arnhem. Na kleine uitstapjes naar onder andere Nijmegen, waar ik om een of andere reden nooit helemaal geaard ben, heb ik in Arnhem mijn studie voltooid en woon ik er nu al weer een paar jaar. Als je aan een Arnhemmer vraagt waar ze aan denken als het om Nijmegen gaat, komen ze met hele andere termen, zoals Keuken Kampioen Divisie. Ik heb zelf altijd een lijstje paraat met dingen die ik stom vind aan Nijmegen, zoals het verwarrende centrum en het feit dat de Waal maar gewoon een zijrivier van de Rijn is en derhalve inferieur.
Het college was voor mij dan ook redelijk confronterend, omdat het eigenlijk best vreemd is hoe we ons identificeren met een stad, en ik me op een bepaalde manier wel degelijk identificeer als Arnhemmer. Terwijl er tussen Arnhem en Nijmegen ook veel overeenkomsten zijn. Wij hebben ook een brug, de steden delen een oorlogsgeschiedenis, en toevallig heeft het dorp waar ik vandaan kom ook een grote wandeltocht.
Waarom dit alles deel is van mijn identiteit, kan ik niet zeggen. Ik kijk uit over een Arnhemse wijk die net zo goed een semi-hippe wijk in een Nijmeegse buurt had kunnen zijn. Ik fiets over een brug die net zo goed over de Waal had kunnen liggen. Maar de lelijke kanten van Arnhem vind ik mooi. De lelijke kanten van Nijmegen vind ik simpelweg lelijk.
Lászlá Munteán zei over identiteit: ‘The city writes itself into your body and you write yourself into the city.” Dat vind ik een hele mooie zin, en een heldere manier om te verwoorden hoe je identiteit voortkomt uit gewoontes.
Als ik dat concept volg, lijkt het onvermijdelijk dat ik zo blijf zolang ik in Arnhem woon. Idealiteit zou ik liever zeggen dat ik mijn vreemde rivaliteitsgevoelens tegenover Nijmegen, gevoed door een misplaatst gevoel van identiteit, kan laten varen en mijn bestaan in deze stad kan relativeren.
Maar eerlijk gezegd weet ik niet zeker of ik dat kan. Het zit nogal diep. Toen ik op de foto moest voor mijn Nijmeegse agentschap, trok ik bewust een trui met een Arnhemse trolleybus aan, en ging op de foto met de Waalbrug op de achtergrond. Dat vind ik zelf heel grappig. Ik weet niet wat er gebeurt als ik dit loslaat, en fiets over een willekeurige brug die over een rivier ligt, en niet over de John Frostbrug die over de Rijn ligt. Vooralsnog ben ik vooral bang dat ik gedoemd ben om in een stad met een wandeltocht te wonen.