De jaren ’80

Marco Knijnenburg  - 03 juli 2023

Ik kom uit een milieu van gokbazen met geen of een zeer beperkt empathisch vermogen. Het waren collega’s van mijn vader en wat mensen die er omheen hingen. Mijn moeder was juist een zeer zorgzame vrouw die het gezin min of meer draaiende hield. Ze heeft mij toen ik dertien werd twee uur lang geduldig seksueel voorgelicht met een boekje van de Rutgersstichting en een oud nummer van de Chick met kleurenfoto’s. Daarna aten we kroketten en kaassoufflés met Zaanse mosterd.
Aan het begin van die jaren waren mijn broer en ik nogal vadsig, maar wel op een gezellige manier. Want we waren goed opgevoed en voorgelicht door onze moeder, die prima uit de voeten kon met de frituurpan. Onze vader vond het belangrijk dat we net zo ongezond leefde als hij. Als we onze fietsen stalden in de dubbele garage als we van school kwamen, roken we het frituurvet van de vorige dag nog in huis en kregen we weer trek. Mijn moeder gooide dan een paar doosjes vlammetjes in de frituurpan. Daarna moesten we onze bek houden want onze moeder had altijd migraine. Dan ging ze naar boven om in haar verduisterde slaapkamer naar de wekkerradio te luisteren, Bacardi Cola te drinken en Caballero zonder filter te roken. Wij gingen meestal op de bank liggen uitbuiken met een fles Coca-Cola waar we altijd rum bij deden met een trechter terwijl we naar Sky Channel of MTV keken. Onze garage stond altijd vol met flessen Bacardi waar we met onze gore poten vanaf moesten blijven. Maar de rum zorgde voor ontspanning totdat we met drugs gingen experimenteren.
We gingen iedere vrijdag met het gezin eten in het restaurant van Ome Eddie die eigenlijk geen oom was. We noemden alle collega’s van onze vader ‘oom’ of ‘ome’ en hun vrouwen en vriendinnen ‘tante’. Mijn broer en ik zaten dan bij de rest van de kinderen op de papieren tafelkleden te tekenen of we deden een spelletje terwijl de gokbazen de hele tijd lachten.
Ome Dick tilde me altijd op aan mijn oren. Hij zei nooit iets tegen me. Hij tilde me alleen maar op aan mijn oren als hij me zag. En dan moest iedereen lachen. Ik huilde alleen de eerste keer. Meer om het gelach van de vrienden van mijn ouders dan dat het echt pijn deed. Want ome Dick drukte zijn reusachtige knuisten altijd tegen mijn slapen als hij mijn oren vastgreep en mij een meter van de grond tilde. Mijn vader nam me daarna apart bij de wc’s en gaf me een paar tikken in mijn gezicht en zei dat ik nooit meer mocht huilen als iemand me aan mijn oren optilde. Ik had geen idee waar ik dan wel om mocht huilen als ventje van negen. Dus heb ik voor de zekerheid sindsdien nooit meer gehuild.
Toen de puberteit bijna voorbij was en mijn broer en ik een permanentje hadden, gingen we niet meer mee naar ome Eddie. Mijn broer verloor in die tijd zijn linkeronderbeen bij een brommerongeluk. Hij had een fles wodka gedronken op een schoolfeest en verloor op weg naar huis de macht over zijn opgevoerde Kreidler. Ome Dick kwam een week later door messteken in een kroeg aan de Melis Stokelaan om het leven. De dag daarna heeft mijn vader die tent in de fik gestoken met benzine. Daar zijn ook nog twee mensen bij omgekomen die erboven woonden. De steekpartij ging om een ontevreden kroegbaas die zijn lening niet wilde terugbetalen. En daar hield ome Eddie niet zo van.
Mijn broer was naar ome Eddie vernoemd. Ik naar een Braziliaanse voetballer die ik niet kende. Ome Eddie beloofde iedereen die zijn zoon ‘Eddie’ noemde 3.000 gulden contant. Dat was toen veel geld. Was belastingtechnisch ook aantrekkelijk volgens mijn vader, en dan grinnikte hij altijd naar mijn moeder terwijl hij een halve gefrituurde kip in zijn gezicht duwde.
Er waren nog een paar Eddie’s in mijn omgeving. Die kregen dan namen als Dikke Eddie, Vieze Eddie en Mooie Eddie. Mijn broer was tot zijn zestiende Geile Eddie, maar werd na zijn ongeluk Manke Eddie genoemd. Vieze Eddie werd daarna Geile Eddie omdat dat in de praktijk uiteindelijk hetzelfde bleek te zijn.
Mijn moeder riep iedere avond dat mijn vader een laffe schijthond was. En dan schreeuwden ze een tijdje tegen elkaar omdat zij een tyfushoer was en mijn vader een dikke vetklep. Mijn broer Eddie vluchtte dan altijd naar zijn eenogige vriend die achterop bij hem op de Kreidler had gezeten met die brommertoestand. Ik keek dan Miami Vice op mijn zwart- wittelevisie in mijn kamer, dronk rum en rookte stiekem Caballero’s uit het raam. Ik kon toen al redelijk goed roken.
Mijn vader heette Jochem. Zo’n naam paste niet in het gokwereldje. Jochem was meer een naam voor een advocaat of een makelaar, vonden zijn maten. Ome Eddie noemde hem altijd Jochie. Uiteindelijk nam niemand van de jongens mijn vader meer serieus en noemden iedereen hem Jochie om hem op te fokken. Hij kon hier niet mee omgaan.
Hij en alle mannen van ome Eddie zagen eruit als te dikke taxichauffeurs met hun kleurrijke overhemden en hun polyester broeken en ze reden bijna allemaal in tweedehands Mercedessen. Ome Henk reed als enige in een Ford Scorpio met ABS. Hij had het altijd over de voordelen van ABS.
Ome Eddie had illegale gokhuizen, plaatste gokkasten in de horeca en had een legale speelautomatenhal in de stad. Mijn vader werkte bij de horeca-afdeling, want ome Eddie koos daar de kroegtijgers voor. Mijn vader paste perfect in dat plaatje, toen hij de cocaïne nog niet had ontdekt.
Op mijn achttiende kreeg ik een oude Renault 5 van mijn vader. Hij rook naar natte hond en zwavel. Er was een schroevendraaier in het contactslot geramd waar een zwarte sok omheen was gedaan. Maar als je de schroevendraaier van je afdraaide, startte hij altijd. Ik kreeg een gejatte cd-speler voor de Renault 5 van ome Bennie met een paar speakers die volgens hem anderhalve rooie bij Radio Correct zouden kosten.
Mijn broer had eerder op zijn achttiende een Ford Fiesta gekregen die hij heel slecht had overgespoten in de kleuren van FC Den Haag. Gelukkig kon hij al snel prima koppelen met zijn kunstbeen. Mijn broer sleutelde vaak aan zijn Ford Fiesta bij ons achter. Dan dronken we rum, rookten een jointje en luisterden naar muziek. Het waren mijn favoriete momenten, maar ik had niet zoveel met auto’s. Daarom was ik volgens mijn vader waarschijnlijk homo. Ook omdat ik niet van voetbal hield en hij een keer had gezien dat ik een broek aan een kleerhanger hing.
Mijn vader ging iedere thuiswedstrijd met zijn maten naar FC Den Haag en kwam altijd teleurgesteld en dronken weer thuis. Dan gooide hij met het gefrituurde eten dat volgens hem van binnen nog bevroren was en dat hij toch al een paar worsten in het stadion gegeten had, godverdomme. Van ome Eddie mocht hij mijn moeder niet meer slaan na het voetbal en dus viel hij voortaan tijdens Studio Sport in slaap op de bank. Dan moesten we stil zijn. Wij mochten mijn moeder nooit helpen met de afwas van mijn vader omdat wij geen homo’s waren. We deden alle klusjes voor mijn moeder stiekem.
Mijn vader sloeg mijn moeder inmiddels alleen nog maar op haar lichaam zodat ome Eddie de blauwe plekken niet zag. Mijn broer en ik gingen vrijdags niet meer mee naar het restaurant van ome Eddie, dus beukte hij ons vol op het gezicht.

Op een zondagochtend hadden we net koffiegedronken met onze moeder aan de keukentafel toen mijn vader schreeuwend binnenkwam. Hij was weer eens de hele nacht weggeweest. Verdwaasd ging hij aan de tafel zitten en vroeg met luide stem om een rum-cola en een grammetje coke. Hij snoof het spul rechtstreeks van de placemat met de zonnebloemen van Van Gogh terwijl mijn moeder zijn drankje klaarmaakte. Toen nam hij een tweede rum-cola en waggelde naar de garage waar hij nog wat wilde sleutelen aan zijn gele Ford Capri die daar al zes jaar niets stond te doen.
In de garage schopte mijn broer mijn vader helemaal de tering met zijn kunstbeen. Ik keek emotieloos toe. Toen Eddie’s prothese losschoot bleef Eddie hem hinkelend slaan met zijn onderbeen totdat mijn vader bewusteloos op de tegels in de garage lag. Mijn vader ademde zwaar met zijn logge lichaam. Eddie moest zijn broek uitdoen om zijn kunstbeen weer vast te zetten. Hij keek me even aan en liep daarna door de garagedeur naar buiten. Ik hoorde zijn Ford Fiesta starten en harde muziek uit zijn cd-speler komen. ‘She Sells Sanctuary’ van The Cult. Superieure muziek voor een heroïsche aftocht. Verder was het nog steeds een schitterende zondagmorgen in de straat. Eddie reed lawaaierig weg. Koppelen ging hem prima af.
Ik opende de Amerikaanse jaren ’50 koelkast die naast de werkbank stond. Mijn vader had deze uit een hippe snackbar meegenomen wegens achterstallige betalingen. Volgens mijn vader was hij minstens anderhalve rug waard. Maar toen wist hij nog niet dat het apparaat niet werkte. Later bouwde hij hem om tot wapenkast.
Mijn vader lag nog steeds dronken en bont en blauw op de garagetegels. Zijn longen piepten door de sigaretten en de coke. Hij lag op zijn rug met zijn armen en benen gespreid alsof hij elk moment een sneeuwengel zou gaan maken. In de koelkast lagen zeven koffertjes met het logo van Colt Firearms, wat feitelijk de naam Colt met een enorme letter C was. Ik opende de koffertjes en keurde rustig de pistolen en de revolvers. Ze waren in voortreffelijke staat.
Ik pakte de semiautomatische Colt Woodsman 22 uit het sierlijke koffertje. Een handzaam pistool met een redelijk kaliber en een vrij lange loop die waarschijnlijk het meest geschikt was voor wat ik voor ogen had. Het magazijn zat vol. Alle wapens waren doorgeladen.
Ik draaide mijn vader moeizaam op zijn buik, schoof zijn trainingsbroek en onderbroek naar beneden en probeerde de Colt Woodsman 22 in zijn achterste te duwen. Maar zijn anus was te droog. Ik spoot de loop van de Colt Woodsman en de anus van mijn vader in met de WD-40 die op een plank boven de werkbank stond. Op de lts spoten we overal siliconenspray op. Nu kon ik de loop van het pistool voorzichtig en redelijk gemakkelijk in zijn anus duwen. Ik richtte de Colt zo precies mogelijk in de richting van zijn hoofd en in het midden van zijn dikke lichaam. Hij bleef doorsnurken. Ik schoot één keer. Zorgvuldig. Alsof het een wetenschappelijk experiment was. Het geluid van de huls die op de tegels viel maakte meer geluid dan het schot. Zijn vette lichaam werkte als de perfecte geluidsdemper. Ik pakte de huls en deed hem in mijn broekzak.
Ik stak een sigaret op en liep rond het lichaam van mijn vader. Ik draaide de Colt rond mijn wijsvinger zoals cowboys in films altijd doen. Er kwam geen bloed uit zijn lichaam. Maar hij was dood als een pier. Dat zag je gewoon. Zijn anus maakte een prima indruk op me. Ik schoof zijn onderbroek en trainingsbroek weer omhoog. Er was nog steeds geen bloed te bekennen. Na de sigaret draaide ik zijn dikke lijf met moeite weer op zijn rug zodat ik over hem heen kon pissen, maar ik was net nog naar de wc geweest. Ik deed werkhandschoenen aan en poetste de Colt en het bijbehorende koffertje met een vettige doek.
De Colt Woodsman 22 heb ik in het water aan de Suezkade gegooid, het koffertje heb ik in Laakkwartier in een afvalcontainer gedumpt en de handschoenen en de huls heb ik in Scheveningen op de pier in een prullenbak gegooid. Daarna heb ik nog even met een bittergarnituurtje en een paar baco’s bij een strandtent gezeten. Het was prachtig weer. Mijn neus en voorhoofd waren verbrand.
Toen ik terugkwam was mijn vader nog steeds dood en bloedde hij nog steeds niet. Op tv zie je vaak van die aantrekkelijke mensen met eigentijds haar en modieuze kleding die de meest vreselijke misdaden binnen een uurtje oplossen. Maar de kogel in het lichaam van mijn vader is nooit gevonden. De doodsoorzaak werd vastgesteld op basis van zijn uiterlijke verwondingen die het kunstbeen van mijn broer had aangericht. De politie had geen idee wie hem zo had toegetakeld, maar zo ging het nou eenmaal in het wereldje, zei de rechercheur. Ik liep naar de woonkamer en ging op de bank liggen. Ik keek naar snooker op de BBC. Snooker stelde me altijd gerust.

Het is nu zo’n dertig jaar geleden en ik woon samen met mijn dementerende moeder in een flat aan de Lozerlaan. Lichamelijk stelt ze ook bijna niets meer voor, daarom hebben we voortdurend thuiszorg. Ze noemt me regelmatig Jochem en dan scheldt ze me verrot, want ik ben net zo vet als mijn vader geworden.
Mijn broer nam drie weken na de dood van mijn vader al de klanten van hem over en wordt inmiddels gezien als de natuurlijke opvolger van Ome Eddie. De kinderen van de gokjongens noemen hem zelfs ome Eddie. Want de echte ome Eddie is inmiddels ook niet meer, door een beroerte van een paar jaar geleden.
Mijn broer geeft me iedere maand een dikke envelop met geld. Meer dan mijn moeder en ik nodig hebben. Ik heb mijn moeder nooit verteld over de kogel en de anus van mijn vader of over Eddie en zijn prothese. Hoewel ik denk dat ze het wel zou begrijpen. Ik kook iedere avond simpele gerechten voor haar. De recepten haal ik van internet en van kookprogramma’s. Ik krijg er steeds meer lol in.
Mijn moeder ligt de hele dag in haar ziekenhuisbed in de woonkamer terwijl ze tv kijkt. Ik zit dan meestal wat te solderen. Ik wil het geen kunst noemen, maar het ontspant me. Vaak ga ik naast haar liggen als de thuiszorg weg is en dan maken we samen een fles rum soldaat. Meestal zingen we dan liedjes uit de jaren ’70 en ’80. En we kijken naar tv-programma’s met mongolen die niet eens hun fiets op slot kunnen zetten of een kipfiletje kunnen bakken. Komen we niet meer bij.


Dit verhaal is ons toegestuurd als kopij. Wil jij ook werk insturen? Stuur je tekst of idee naar nvho@wintertuin.nl, samen met een motivatie van een paar regels. Binnen zes weken ontvang je van ons een reactie.

Marco Knijnenburg zat op de filmacademie en maakte twee films voor de VPRO, maar al snel werd hem duidelijk dat regie niet bij hem paste. Hij besloot zijn leven voort te zetten tikkend met een Mac Book Air op schoot. Dat beviel hem veel beter. Bovendien is de relatie met zijn hond er sindsdien enorm op vooruitgegaan. Ze heet Sammie Sanchez.