Zes uur tot de hemel
Voor onze nieuwe rubriek Raad van Advies vragen we schrijvers die net een boek uit hebben om een tip die voortkomt uit dat boek. Dat kan een ander kunstwerk zijn dat inspiratie gaf tijdens het schrijven, maar bijvoorbeeld ook een levensles van het hoofdpersonage. Op die manier bieden we je een tip in een tip! Want naast de genoemde tips word je ook geattendeerd op het nieuwe boek van de schrijver in kwestie. Dit keer lees je een tekst die Bilal Al Mashta in het kader van zijn debuutroman Coulis schreef. Ook benieuwd naar de andere bijdragers aan Raad van Advies? Klik vooral even door.
Zes uur tot de hemel
het verloren verhaal van Fouad Hamdani
Fouad Hamdani, dertig jaar, startte zijn pick-up en dacht vrijwel gelijk daarna aan de hel. Het was onduidelijk of de sombere gedachte in hem was opgekomen door de verstikkende hitte in de auto, die met gesloten ramen vol in de middagzon had gestaan, of door de ongemakkelijke verhouding die hij met zichzelf had. De temperatuur hielp in ieder geval niet. Hij rolde het raam open en knoopte zijn poloshirt los.
Het was een feit, althans in de wereld rondom Fouad Hamdani, dat men na de dood ofwel naar de hel ofwel naar het paradijs ging. Dat gold voor iedereen. Waar een mens uiteindelijk belandde, hing onder andere af van een aantal factoren die diezelfde mens maar al te graag zelf bepaalde. Dit maakte dat de hel altijd voor iemand anders bedoeld leek te zijn. Zelfs de roddelaars en de schijnheiligen beeldden zich op de een of andere manier een vrije doorgang langs het vagevuur in. Kortom, iedereen was overtuigd van zijn eigen nestje in het paradijs. Iedereen behalve Fouad Hamdani.
Gedachten over die doem dwaalden door zijn hoofd op het moment dat hij de auto brommend wakker kreeg. De pick-up hobbelde langzaam over de nauwe, onverharde paden van de buitenwijk. Niemand was op straat. De luiken van de huizen waren gesloten, de loomheid van het middaguur was zelfs voelbaar voor de roerloze hagedissen aan de gevels. Het enige wat Fouad Hamdani kon doen om de hitte te doorstaan, was zijn handen stevig om het stuur klemmen en vol te houden tot de snelweg. Tot die tijd moest hij nog zien om te gaan met zijn feilbaarheid. Daar was vandaag niet aan te ontkomen.
Dat simpele bewustzijn van zijn tekortkomingen was in feite de reden voor Fouad Hamdani om aan te nemen dat er een speciaal plekje voor hem gereserveerd was in de vuren van jahannam.1 Daarin verschilde hij van zijn rooskleurige medemens, Fouad Hamdani concentreerde zich uitsluitend op de ongelukjes, de versprekingen, de ontsnapte norse gedachtes. Je zou kunnen zeggen dat dit een afwijking an sich was. Hij werd boos op zichzelf nadat hij boos werd op een ander, beteuterd na een smoesje, teleurgesteld als hij zichzelf weer eens niet in de hand hield. Over deze onbedoelde kwaadaardigheidjes kon hij behoorlijk peinzen, zoals in de pick-up, terwijl het zweet langzaam van zijn voorhoofd af druppelde. De weemoed, het onafwendbare onheil dat als een donkere, schaduwloze wolk boven hem hing, was het resultaat van die overpeinzingen.
Fouad Hamdani had inmiddels wél geleerd dat zijn onvolmaaktheid alsmede zijn onmetelijke schuldgevoel daaromtrent onafwendbaar was. Het zou volkomen logisch zijn geweest als dit de genadeklap voor zijn geestelijk welzijn had betekend. Maar Fouad Hamdani vond berusting in zijn onmacht. Sterker nog, als het niet zo heet was geweest, dan had hij zijn handen in de lucht gegooid en gedanst op de raïmuziek uit de radio.
Vandaag was dat voor Fouad Hamdani onvoldoende. Zijn berusting maakte hem moedeloos. Het zweet brak hem uit, hij wilde de snelweg op.
De pick-up naderde de grens van de buitenwijk, een bries blies door het open raam. De geur van vers asfalt vulde de lucht. Fouad Hamdani keek op zijn horloge. Hij berekende de tijd die de rit van zijn flat naar de oprit van de snelweg in beslag had genomen. Dat was ongeveer zes minuten. Verkoeling was aanstaande, hij voelde het. Fouad Hamdani dacht aan de tijd en klampte zich vast aan een hoopvolle gevolgtrekking, een simpele conclusie: hij was geen slecht mens, hij was een langzame mens. De snauwen en de verwijten waren altijd sneller dan zijn goede bedoelingen. Hij was te langzaam om zich in te houden. Hij drukte het gaspedaal verder in. Voor het eerst was er hoop, een langzame mens kon sneller worden. Maar met hoop alleen kwam hij er niet. Om sneller te worden, moest hij de tijd in de gaten houden.
Waarlijk, de engel aan uw linkerzijde heft een pen als u een fout begaat voor zes uren lang. Als u boete doet en vraagt om vergiffenis, dan zal de daad terzijde worden geschoven, anders zal het opgeschreven worden als een kwade daad.
Voor het eerst in zijn leven zag Fouad Hamdani een kans om zijn vluchtige ondeugden kwijt te schelden. Dat kon alleen met een strenge meditatie. Fouad Hamdani had zes uur de tijd. In zijn verbeten zoektocht naar een vorm van houvast in zijn onvermijdelijke dwaling, klampte hij zich vast aan die tijdspanne. Dat was een helder uitgangspunt. Terugblikken en rechtzetten. En vooral niet te lang wachten met vermannen, vergeven en verontschuldigen.
Hij voegde in op de snelweg. Zijn krullen wapperden wild, de wind rook naar de zee. De brandende zon op zijn voorarm was eindelijk niet langer voelbaar. Hij zette het volume van de radio verder omhoog. Zes uur was de tijd waarin hij zijn koers bij kon stellen, beetje bij beetje richting zielsrust en, hopelijk, richting een schaduwrijk paradijs zonder roddelaars en schijnheiligen, zo de wind in.
1 Hel
—
Coulis verscheen juni 2023 bij Atlas Contact en is zowel daar als (online) bij je lokale boekhandel verkrijgbaar.
Klik door voor meer Raad van Advies.