Waarom lees ik wat ik lees?

Tsead Bruinja  - 23 februari 2023

Voor onze rubriek Raad van Advies vragen we schrijvers die net een boek uit hebben om een tip die voortkomt uit dat boek. Dat kan een ander kunstwerk zijn dat inspiratie gaf tijdens het schrijven, maar bijvoorbeeld ook een levensles die voortkomt uit het boek. Op die manier bieden we je een tip in een tip! Want naast de genoemde tips word je ook geattendeerd op het nieuwe boek van de schrijver in kwestie. Dit keer lees je een tekst die Tsead Bruinja schreef in het kader van het door hem samengestelde De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie. Ook benieuwd naar de andere bijdragers aan Raad van Advies? Klik vooral even door.

 

Raad van Advies | Waarom lees ik wat ik lees?

Excuus

Weer heb ik gehuild en
weer was ik bang dat er
geen einde zou komen aan al die
dichte, griezelig uitziende droombomen,
de rode zandweg, per abuis genomen

Hoe is het mogelijk als
het gesprek in het bed besloten werd
met herinneringen aan vleesroze
oleanderbloesems, hun zoete prikkelgeur
bij het vallen van de schemering?

Ik moet wel heel ver
zijn gegaan door met angsten
mijn verblijf in Holland goed te praten

— Bea Vianen, Echo van Eldorado (KITLV Uitgeverij, 1996)

 

Mijn ‘raad’ begint met een gedicht dat niet in mijn verzameling De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie – 101 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu (Querido, 2022) is opgenomen. Het illustreert twee problemen van de bloemlezing, namelijk dat er te weinig werk van vrouwen in is opgenomen en dat er te weinig ruimte was om een volledig overzicht te geven van de ‘Nederlandse poëzie’. Bij een volgende selectie zou ik die schade graag willen herstellen.
Tijdens interviews werd mij regelmatig gevraagd wat ik geleerd heb van het samenstellen van dit boek. Mijn antwoord was vaak dat ik mij bewust ben geworden van mijn ijdele en soms exclusieve positie als jonge dichter. Die gesjeesde student Engelse taal- en letterkunde wilde heel graag een plekje in de Nederlandstalige poëzie veroveren en las daarvoor veel experimentele, postmoderne, fragmentarische poëzie. Al te anekdotische gedichten of gedichten met een klassiekere vorm gingen ongelezen terug de kast in. Rijm was uit den boze. Als ik terugkijk, denk ik dat ik mijn eigen vooroordelen kritischer onder de loep had kunnen nemen. Ik had mij kunnen afvragen: ‘Waarom vind ik dit en waaruit komt mijn oordeel voort? Op welke manier hebben mijn eigen geschiedenis en sociale positie daar invloed op?’ Door dit na te laten heb ik mijzelf veel ontzegd.
Mijn leesadvies komt daarom hierop neer: denk eens na over wat je in je leven hebt gelezen en wat je uit de boekenkast pakt thuis, in je boekhandel of de bibliotheek. Welke automatismen kun je daarin ontdekken? Waardoor laat je je beïnvloeden. Hoe zit het met de verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke auteurs in je leeslijst, in de verdeling tussen rijk en arm of tussen noord en zuid. Om echt nieuwe stemmen te ontdekken moet je misschien wel je eigen innerlijke algoritmes zien te omzeilen en het boek dat je als eerste pakt terugzetten.
Een goed voorbeeld van hoe je dat doet, wordt gegeven door de Engelse schrijfster Ann Morgan. Toen zij erachter kwam dat ze voornamelijk Britse en Amerikaanse literatuur las, nam ze zich voor om uit elk land ter wereld een boek te lezen. Die onderneming leverde interessante vragen op: ‘… what constitutes a national literature in the first place. Is it by a person born in that place? Is it written in the country? Can it be about another nation state?’ Met De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie – 101 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu probeer ik daar deels een antwoord op te geven. Naar mijn mening zou een dichter die in Nederland woont en Nederlands spreekt maar in het Arabisch schrijft, deel uit moeten kunnen maken van de Nederlandse literatuur zoals we die onderwijzen en verkopen.
De geschiedenis geeft mij hierin deels gelijk. Neem de van oorsprong Zuid-Afrikaanse dichteres Elisabeth Eybers (1915-2007) die in Amsterdam woonde en haar Afrikaanse gedichten zonder Nederlandse vertaling bij Querido liet verschijnen. Zij ontving voor haar oeuvre in 1991 de P.C. Hooft-prijs. Wellicht gebeurde dat omdat het Afrikaans zo duidelijk verwant is aan het Nederlands, maar dat zou niet de enige reden moeten zijn. De P.C. Hooft-prijs had toch ook kunnen gaan naar de Friese dichter Tsjêbbe Hettinga of in de toekomst uitgereikt kunnen worden aan Lamia Makaddam, twee dichters die onlosmakelijk verbonden zijn met de Nederlandstalige literatuur, al is het maar door hun vertalers en pleitbezorgers Benno Barnard en Abdelkader Benali?
Om u alvast in de stemming te brengen, hierbij een gedicht uit de nieuwe bundel van Makaddam, ditmaal vertaald door Djûke Poppinga:

 

***

Op een dag kreeg ik bezoek van een vriendin. Ze vroeg me of ze iets mocht
proeven uit het doosje chocolade dat ik in een van mijn gedichten noem.
‘Maar dat is een gedicht,’ zei ik.
Ze zei: ‘Breng me dat doosje. Ik geloof je gedichten meer dan ik jou geloof.’
Na haar vertrek dacht ik lang na over de kabouterhuisjes, waar alles kabouter is,
van de mens tot en met de kleinste details. Kunnen dichtershuizen ook een en al
poëzie zijn, van de dichter tot en met haar doosje chocolade?

Als dat dichtershuis echt te vinden is, dan moeten er veel andere huizen in de
buurt staan, straten, wijken en hele steden, die allemaal worden bewoond door
dichters. We lopen elke ochtend langs elkaar heen, trouwen met elkaar en krijgen kinderen.
En als dat zo is, groet ik, de dichter, mijn buren overal en zeg ik tegen hen:
‘Mijn taal is stuk vanochtend. Wie van jullie kan me naar mijn werk brengen?
Wie heeft de resten van deze woorden voor mijn deur gegooid?
Er staat een vuilcontainer op de hoek van de straat, we verzoeken iedereen zich aan
de hygiëneregels te houden, en voordat ik het vergeet, vrienden, jullie moeten
allemaal minstens één houweel in huis hebben, om de dieven te begraven.

— Makaddam, Vrijetijdsgedichten (Uitgeverij Jurgen Maas, 2023), vertaling Djûke Poppinga

 

Voor wie nog meer ‘Nederlandse poëzie’ wil lezen, neem eens een kijkje in de bibliotheek of bij het antiquariaat. Daar vind je misschien nog wel een exemplaar van De spiegel van de Surinaamse poëzie of De Spiegel van de Friese poëzie beide uitgegeven door Meulenhoff. Bij Uitgeverij kleine Uil verschenen drie tweetalige delen met de 100 Mooiste gedichten in het Drents, Gronings of Fries en bij de boekhandel kun je terecht voor het Album van de Caribische poëzie en het Album van de Indische poëzie van uitgeverij Rubinstein. Via uitgeverij In de Knipscheer vind je ook veel werk van schrijvers van de Antillen en Suriname. Ik ga verder met lezen en denken over wat ik lees en waarom. Laten we elkaar daarover kritische vragen blijven stellen.

 

Als Dichter des Vaderlands (2019-2020) nam Tsead Bruinja zich voor een inclusieve bloemlezing samen te stellen die ruimte bood aan zo veel mogelijk talen, streektalen en dialecten. Zijn selectie begint in 1945 en beperkt zich tot poëzie die geschreven is binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Dat betekent dat er poëzie te lezen is uit Indonesië en Suriname en van de Antillen, maar ook dat er gedichten zijn opgenomen van nieuwe Nederlanders uit bijvoorbeeld het Midden-Oosten en Zuid-Amerika. Met deze bloemlezing wil Bruinja een andere blik op de Nederlandse poëzie geven. In bijna alle belangrijke bloemlezingen tot dusver ontbreekt bijvoorbeeld vaak de Friese en de Antilliaanse poëzie, terwijl die poëzie in contact staat met de Nederlandstalige poëzie en de wereldpoëzie.

De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie verscheen in november 2022 bij Querido en is zowel daar als (online) bij je lokale boekhandel verkrijgbaar.

Klik door voor meer Raad van Advies.

Tsead Bruinja debuteerde in het Fries in 2000 met de bundel De wizers yn it read/De wijzers in het rood en in het Nederlands in 2003 met Dat het zo hoorde. Bruinja stelt bloemlezingen samen, recenseert, presenteert, interviewt en treedt op in binnen- en buitenland. Daarnaast werkt hij regelmatig samen met beeldend kunstenaars, typografen en vormgevers. Bruinja's bundels werden genomineerd voor de Jo Peters PoëziePrijs, de Ida Gerhardtpoëzieprijs en de Obe Postmapriis. In 2019 verscheen zijn bundel Ik ga het donker maken in de bossen van. Tot en met 2020 was hij Dichter des Vaderlands van Nederland. (Foto door Dirk Skiba.)