Radio Debuut | De beesten
In de weken voorafgaand aan het Wintertuinfestival op 10 april, verschijnen er nieuwe afleveringen van de podcast Radio Debuut, waarin debutanten Gijs Wilbrink (De beesten), Megan van Kessel (Uitzicht van dichtbij) en Merel van Slobbe (De maan schijnt feller in de metaverse) in gesprek gaan met interviewer Selm Merel Wenselaers over debuteren en het belang van literatuur. Luister hieronder de aflevering met Gijs Wilbrink terug naar aanleiding van zijn debuutroman De beesten (of klik door naar Spotify). En lees ook een sneakpreview uit de roman.
Of lees het transcript.
De beesten | Gijs Wilbrink
‘Het volgende nummer heet “Alle dieren vrij”.’ Gitaarfeedback. Het oude zonlichtloze pand van de Beurskrach loeit als de borstkas van een zieke vleeskoe – haar klagende galm, de stalen ribben prangend uit kapotgeslagen gewapend beton, de stank van oude dreadlocks en verschaald bier en urine. Het beest is al begonnen te rotten, zwarte jassen met getipp-exte symbolen krioelen door haar gangen als vleesvliegen en hun larven. Punks, krakers. Isa probeert een bekend gezicht in de zwerm te ontwaren, het vertrouwde gezicht van Erva of Dex of een van de anderen die haar de afgelopen vier maanden voor het eerst in lange tijd het gevoel hebben gegeven dat ze een thuis had. Ze tuurt de ruimte in die maar niet blijft stilstaan. Dan kijkt ze maar naar beneden.
Blijkbaar heeft ze een peuk opgestoken.
Weet Erva dat ze nog rookt? Isa laat de sigaret vallen, duwt haar vuisten tegen haar oogkassen. Kaleidoscopische vlekken deinen op haar netvlies, ze dansen op het gitaargeluid dat de ruimte in een klamme greep houdt. Wanneer ze eindelijk zijn weggetrokken is de peuk op de grond tot leven gekomen, hij glibbert weg over de vloer, een van de larven nu.
Ja, nu herinnert ze het zich weer: Erva weet wel van de sigaretten, van de drank. Erva weet alleen niet dat Isa nog altijd blowt – en al helemaal niet waar Isa vandaan komt.
Dat laatste is niet zo moeilijk te verbergen, hier, kilometers ver van het grensdorp waarin ze opgroeide, maar wat de drugs betreft wordt het verschil tussen betrapt worden en vrijuit gaan meestal beslecht in die allerkleinste momenten, minuscuul als een rimshot op een snaredrum, zoals eerder deze avond toen Isa op haar kamer het uitdrijvingsritueel doorliep dat ze eigenlijk altijd doorloopt wanneer haar beste vriendin haar komt ophalen, het ritueel van de heimelijk verslaafde: van douchen en schrobben en tandpasta en wierook en h3bo3oogdruppels, van kauwen op een plak Wrigley’s-kauwgum die zijn smaak al had verloren toen hij uit het pakje kwam, van genoeg glazen water om alle kleur uit haar urine te laten trekken. Van ramen wagenwijd open, drie vale capuchontruien aan, kapotgaan van de koude binnenstromende oudejaarswind tot de lucht van hasj en rook en slecht maskerende Impulse-bodyspray eindelijk uit de kamer is getrokken en het weer gewoon ruikt naar de dode muis die ze al een paar dagen niet kan vinden. Van bidden, niet echt bidden, maar
toch bidden dat Erva niet te vroeg komt, en als ze er dan is: onder geen beding gaan filosoferen.
Erva kwam te laat, ze liet zowel te lang als te kort op zich wachten. En toen begon bij Isa de jeuk: het stoïcijnse ijsberen, het staren naar de wijzers van haar plastic ikea-klok zonder afgeleid te raken – niet door de naald van de platenspeler die vastzat in de laatste groef van Raw Power en om de zoveel seconden een zachte prlpup produceerde, niet door de absurditeit van haar eigen gedrag, en vooral niet door het schilderij waarachter ze haar marihuana had verstopt; die zalvende hitte aan de muur die ze bijna fysiek op haar huid kon voelen schroeien en die haar toelispelde dat ze dondersgoed wist dat het antwoord op haar jeuk zich precies daar bevond: achter dat schilderij, in het plastic wietzakje.
—
‘Ik wil niet veel zeggen, maar volgens mij ging het al mis met Tom Keller toen die twee ooms hem ’s nachts meenamen naar het bos en hem dingen lieten doen die een jongen van negen nog lang niet zou moeten doen.’
Zo begint De beesten, het romandebuut van Gijs Wilbrink. Het speelt zich af in de Achterhoek, te midden van motoren, stropers, nertsenfokkerijen en handeltjes die het daglicht niet kunnen verdragen. In dit mystieke grensland vol geheimen groeit Tom Keller op, jongste telg van de beruchtste familie van de streek, en gezegend met een van God gegeven talent voor de motocross. Als hij jaren later plotseling verdwijnt, komt zijn opstandige dochter terug naar haar geboortegrond om hem te zoeken, met een dramatische familiereünie tot gevolg.
De roman verscheen eind 2022 en is onder andere verkrijgbaar via Thomas Rap en (online) bij je lokale boekhandel.