RING DING DING
Graag stellen we jullie voor aan één van onze nieuwe makers!
Dit voorjaar deed De Nieuwe Oost | Wintertuin een open call uit voor nieuwe makers voor onze talentontwikkeltrajecten. Uit de vele inzendingen selecteerden we makers die barsten van het talent en met wie wij dit najaar vol plezier de samenwerking starten. Op de Notulen van het Onzichtbare stellen we ze de komende weken vast aan je voor. Deze week is de beurt aan Steff Geelen.
RING DING DING
Ergens is er vast iemand die luciferdoosjes verzamelt, een vrouw met een flatje en drie katten die iedere ochtend wanneer ze wakker wordt de naam van haar overleden echtgenoot prevelt. Die geen sinaasappelen lust en iedere week de badkamer schoonmaakt met dikke bleek waardoor die geur in het appartement blijft hangen. Of een man die honderden rollen wc-papier in de voorraadkast hamstert, oneindig veel pakken macaroni, schoonmaakproducten, koffiefilters. Dat het de postbode is die hem naast een kapot gevallen glas aantreft en klopt en schreeuwt om te zien of er iets beweegt; een ooglid, een vinger, maar tevergeefs. Op het aanrecht staat een stapel ongewassen borden vol schimmel en alle dingen die hij in een leven verzameld heeft zijn stil, stiller nog dan normaal alsof ze hun respect willen betuigen aan de man die ze jarenlang met een Swiffer van hun stof ontdeed, maar nu roerloos in kamerjas op de grond ligt. Niet levenloos maar dood.
Algoritmes verzamelen ook. Meer en sneller dan wie dan ook. Ze verzamelen mensen. Ik word in kaart gebracht. Cel voor cel opgeslagen tot ik als een voodoo-pop van het ene naar het andere product gestuurd kan worden. Toch geloof ik dat ik het zelf ben, dat ik het zelf doe. Ik geloof echt dat ik diep van binnen altijd al het verlangen naar een nieuwe crosstrainer, lavalamp of verplaatsbaar zitbad heb gekoesterd. En wedden dat diegene die dat algoritme heeft uitgevonden, laten we voor deze ene keer eens aannemen dat het een vrouw was, wedden dat zij dat ook nog steeds gelooft. Gewoon omdat ze ook maar een mens is. Zij gelooft stiekem ook nog in haar eigen vrije wil. Ook zij zal na jarenlang onderzoek dat het tegendeel bewijst nog steeds denken dat het van haar is: wat ze denkt en verlangt en vreest. Altijd. Ook als het slecht is. Vooral als het slecht is. Dat het haar schuld is, haar verantwoordelijkheid, dat zij de touwtjes over haar eigen leven in handen heeft.
Het koffiekopje waar ik iedere ochtend koffie uit drink dat moet aan een heleboel eisen voldoen. Dat kopje moet perfect zijn. Het moet iets stevigs uitstralen, maar ook iets troostends. Ik moet het ’s ochtends vast willen pakken, het keramiek als een warme handdruk of porselein, porselein mag ook. Een porseleinen kopje met een oor dat een handvat geeft aan de dag.
Vorken hebben iets vijandigs over zich.
Wanneer ik de lade openschuif, bij de eerste aanblik, prikken ze me al.
Ze vallen me aan met hun scherpe tanden.
Dan zijn van die botte botermessen beter, die hebben ten minste een platte zijde iets om met je vinger overheen te strijken of met je tong iets af te likken wat een prettig gevoel geeft.
Er zat vroeger een jongen bij me in de klas, Rixte. Die jongen was altijd in de weer met touw. Hij had altijd een klosje garen of touw bij zich en zat daar dan wat mee te prutsen tijdens de les, tussen de lessen door, in de pauze. Hij hield er gewoon van, geloof ik. Prima toch. Doet niemand een vlieg kwaad. Je zou denken dat je zo iemand met rust laat, toch? Je laat zo’n jongen toch gewoon wat prutsen met dat touw als hij dat leuk vindt? Ze lieten hem natuurlijk niet. Nee, niemand liet Rixte met rust. Mensen vonden het grappig om dat touw van hem af te pakken, het te verstoppen. Ze hebben hem er op een dag zelfs mee aan een boom gebonden. Ik zie het nog voor me, alsof het gisteren was. Stond die jongen daar in de vrieskou bijna tien minuten onder het oog van de hele middelbare school aan een boom gebonden met zijn eigen draderige, afgerafelde touw voordat een docent hem met een schaar kwam bevrijden. Het verbaast je dan toch niet dat hij dat touw liever zag dan wie dan ook. Niemand liet die jongen. Laat die jongen toch.
Als er nu ergens een boom valt in een bos of een regenwoud, laten we zeggen het Amazonegebied. Als daar nu op dit moment een boom valt en er is niemand die het ziet, gebeurt het dan eigenlijk wel? We vinden dat een serieuze, filosofische kwestie. We vinden dat er getuigen moeten zijn geweest. Een menselijke getuige, een persoon. Nee, het liefst meer dan één persoon want die kun je dan nog belachelijk maken, die kun je nog doen geloven dat die gek is, of onbetrouwbaar of niet menselijk genoeg. Dus het liefst een groep mensen, het liefst een groep witte mensen, mannen, goed gebouwd, neuro-typisch, heteroseksueel. Waarom kunnen we dat niet? Accepteren dat de dingen zomaar gebeuren, plotseling, onverklaarbaar, waar we niets aan kunnen veranderen. Die waargenomen en ervaren worden door dingen en wezens die in de verste verte niets op ons lijken. Dat er bomen vallen in bossen, dat alles risico loopt en dat wij er niets over te zeggen hebben.
Dag in dag uit ontwaak ik hier, met dit lichaam, ogen, mond, handen, hoofd. Ik kom overeind, zet het koffiezetapparaat aan, neem plaats achter mijn laptop. En dan gebeurt het. Ik word overmeesterd, overmand door angst, rationeel gezien weet ik dat het irrationeel is. Ik weet dat het niet klopt, maar het helpt niet, nee het helpt echt totaal niet. Karma, zwarte katten, de eindeloze blikjes tomatenpuree in het schap van de supermarkt, de geesten van overleden mensen, ’s avonds een schaduw op de muur van een stoel vol kleren, de objecten in mijn huis, hun stilte, en ik dood daarnaast. Maar nog meer: voor de angst zelf, dat oeroude instinct, geërfd van de apen, aangezet door het minste of geringste. En hoe het me dan alsmaar verder weg duwt, dieper in mezelf drukt, de cellen in mijn lijf op hol doet slaan voor honderd niet-bestaande gevaren. Ik draai rondjes om mijn eigen as, terwijl minder en minder van buitenaf tot me doordringt, alsof ik niet meer in mijn studio ben op tweehoog, niet meer aan de houten Ikea-tafel zit, niet meer aan alle kanten omringd ben door muren en daarachter mijn buren en daarachter meer flats en daarachter de stad en daarachter snelwegen en weilanden en dorpen en velden, maar alsof ik op de bodem van de zee ben met tussen mij en de wereld meters en meters oorverdovend zwaar water.
De lepel is als een voetzool die zich afwikkelt in mijn mond. Alsof de lepel me terug likt wanneer ik de laatste hap van de soep neem.
De lepel en mijn mond, ze passen gewoon goed samen.
Een vrouw vertelde me ooit dat ze haar dode vader die op de vloer was geknoeid, terug in de urn lepelde en dat ze toen dacht: nooit gedacht dat ik ooit mijn dode vader zou staan oplepelen.
Ik streel de lepels hun vorm in
Zij aaien me terug in mijn huid
Zo houden we elkaar vast
Mijn huid is hun huid
Is de huid van de wereld
Alles poreus en open
Alles gelijktijdig in en uit zijn vorm, alsof we vibreren op dezelfde adem.
Het mag pijn doen. Graag zelfs. Doe me pijn. Ja. Ik wil dat iets me dichterbij dwingt. Ik wil opengebroken worden, onderdeel uitmaken van iets, me vastgehouden voelen. Gewoon een keer enkel dit ding zijn. Dit lijf. Dit wezen. En dat dat alles is. Ik open twintig tabbladen tegelijkertijd. De adrenaline giert door mijn lijf, het lijkt op opwinding. Klik. Klik. Klik. Toevoegen aan winkelwagentje. Toevoegen aan winkelwagentje. Mannen in bezorgbusjes gieren door de straten, stoppen met piepende remmen voor mijn deur, werknemers in het magazijn maken kilometers op hun wagentjes, administratiemedewerkers van webshops draaien overuren. Daar zitten ze in hun kantoren, terwijl jullie naar me toekomen: vliegensvlug en niet te stoppen als een tsunami. Extatisch ben ik, euforisch haast, omdat ik denk: misschien had ik het helemaal mis. Misschien ben ik dit niet. Misschien doe ik dit niet. Misschien strekken de dingen zich wel naar mij uit. Misschien vinden ze mij wel. Dat ze ergens allemaal op me wachtten. Misschien hadden zij altijd al deze touwtjes in handen.
Boek, verzwaarde deken, wollen trui, zijden sjaal, elektrische melkopschuimer, handmatige bonenmaler, shampoo bar, wierookhouder, fietspomp, lavendelgeurzakjes, fleecedeken, onesie, kimono, Satisfier Pro 2 Air Pulse Stimulator, verwengel, kristal deodorant, vitamine E olie, voetscrubzout, vitrinekast, sorteerder, weekplanner, mini-plantenkas, kruimeldief, Lumie Vitamin energielamp, kettlebell, Stippenbegonia, waterspuit, rieten mand, leren tas, rode mat, wasrek, glazen tafeltje, boekenkast, Monstera, trechter en pan, koffiezetapparaat, slow cooker, koelkast, Benetton, lepels, Instapod, vorken, messen, nagelknipper, aansteker, kristallen waxinehouder, laptop, tafellaken, fanny pack, leren jas, potgrond, T-shirt, bushmower, bloempot, krabpaal, kerstlichtjes, bijzettafeltje, granieten onderzetters, noise cancelling headphones, sleutelkapstok, harde schijf, J Lube Powder White, prullenbak, fruitmand, kopjes, mokken, kommen, borden, gordijnroede, horloge, glas, afwasborstel, tandenborstel, deodoranttube, spiegel, douchekop, handdoek, toiletpapier, JBL speaker, druivenpitolie, koffer, ladekast, sokken, onderbroeken, schoenen, kledingrek, bank, stoel, bureau, lakens, dekbed, kussen.
—
Deze tekst werd geschreven voor Ring Ding Ding, een audiovisuele installatie die de kracht en zeggenschap van voorwerpen en onze persoonlijke, soms intieme relaties tot die voorwerpen onderzoekt. Steff Geelen maakte Ring Ding Ding in samenwerking met Noortje Sanders, en de voorstelling ging in première in een zeecontainer tijdens het Over Het IJ festival 2021. In de installatie werd gebruikgemaakt van de resonantiefrequentie van verschillende materialen en voorwerpen en de mogelijkheid van de huid om tonen tot 400 Hz te ‘verstaan’. Voordat het vierkoppige publiek de installatie betrad, kregen ze ieder een voorwerp toegekend: een theepot, een waterkan, een vaasje of een soepterrine. De tekst was enkel te horen als je goed naar dit object luisterde.