Robotstories #2 | het onderzoek
De Nieuwe Oost | Wintertuin, de HKU, de Vrije Universiteit en ArtEZ werken onder de titel Robotstories samen aan verhaalpakketten voor sociale robots. Robots die worden ingezet om stress te verminderen bij de behandeling voor zieke kinderen of bij mensen met dementie. De robots vertellen interactieve verhalen, waardoor er een dialoog ontstaat tussen mens en robot, een interactie die naast afleiding ook zorgt voor de ruimte om ervaringen te delen.
Voorwaarde voor de positieve impact van de sociale robot is de kwaliteit van zijn verhalen. Daarom werkten wetenschappers samen met schrijvers om robot Hero te bezielen. Dit is een voorbeeld van collective making en collectief eigenaarschap in de literaire cultuur. Iets dat Wintertuin de komende verder zal onderzoeken in diverse projecten. Programmamaker Noortje Kessels en artistiek leider Frank Tazelaar leggen uit waarom.
Lees ook de column van Merlijn Huntjens over het bezielen van robot Hero door middel van verhalen.
Verbinding is verandering | Noortje Kessels en Frank Tazelaar
Robotstories en het collectief
âBij collectief werken moet er veel âjaâ gezegd worden, âja, enâ in plaats van âja, maarâ. Dat moet je vroeg doorhebbenâ aldus schrijver Merlijn Huntjens.
We evalueren de jongste editie van Robotstories. Een half jaar lang schreef Merlijn samen met Nicole Kaandorp en Rafaëlle Kwakkel een interactief verhaal voor de sociale NAO-robot genaamd Hero, om hen een zo goed mogelijk vriendje te maken voor kinderen met kanker in het ziekenhuis.
Met het project Robotstories geeft Wintertuin in samenwerking met ArtEZ, HKU en de Vrije Universiteit vorm aan een nieuwe visie op auteurschap in de 21ste eeuw: van literair schrijver naar cocreatief maker met maatschappelijke impact. We onderzoeken hoe auteurschap, artificiĂ«le intelligentie en de gebruiker zich tot elkaar verhouden. Collectieven van schrijvers werken daarvoor in cocreatie met andere makers, zoals ontwerpers, computerwetenschappers en theatermakers. We beantwoorden vragen als:Â
- Hoe kun je als collectief van auteurs en theatermakers gelijktijdig aan een script werken?Â
- Waar in het proces vinden de artistieke makers en robotprogrammeurs elkaar?Â
- Hoe en wanneer in het maakproces betrek je de doelgroep in de context waarin de robot verhalen vertelt?Â
- Hoe geven we de interactie zo vorm dat de sociale robot niet slechts als speaker wordt gebruikt?
- Hoe verdelen we bij collectief werken het auteursrecht en intellectueel eigendom?Â
Deze vragen sluiten aan bij het literatuurbegrip van de Wintertuinredactie. Om dat toe te lichten moeten we eerst ingaan op de belangrijkste ontwikkelingen in de literatuur.
Van leescultuur naar literaire cultuur
Wanneer we stilstaan bij de effecten van digitalisering en vernieuwingen in communicatietechnologie op de leescultuur, dan zien we een impact die te vergelijken is met de uitvinding van de boekdrukkunst. Die was niet alleen van grote betekenis voor de productie, verspreiding en toegankelijkheid van teksten, maar ook voor de artistieke ontwikkeling ervan. Je kan stellen dat de leescultuur zoals we die tot diep in de twintigste eeuw kenden, geboren werd uit een technologische uitvinding. In het verlengde daarvan geldt hetzelfde voor de vorm van de literaire tekst (boek), de status ervan (kunst), de positie van de schrijver (kunstenaar/genie) en die van de lezer (consument).
In de 21ste eeuw maken we mee hoe deze leescultuur, onder invloed van nieuwe technologische uitvindingen, nieuwe media, digitale vertelvormen en veranderende vrijetijdsbesteding, steeds meer opgaat in een breder vertakte literaire cultuur. Enkelvoudige geletterdheid, gericht op het lezen van boeken, wordt vervangen door een brede, meervoudige geletterdheid die gericht is op tal van verschijningsvormen van verhalen.
Wat betekent dit voor de schrijver? In Unoriginal Genius: Poetry by Other Means in the New Century (2010) stelt de Amerikaanse criticus en essayist Marjorie Perloff dat de notie van de schrijver als genie, als romantisch en geĂŻsoleerd individu, verouderd en toe aan herziening is. Perloff introduceert het concept van the unoriginal genius. In het digitale tijdperk is informatie belangrijker dan oorspronkelijkheid, betoogt ze. Ons concept van geniaal auteurschap zou niet langer moeten leunen op het idee van originaliteit en creatieve scheppingskracht, maar op de mate waarin iemand informatie kan beheren, begrijpen, inzetten en verspreiden.
Ook dichter en essayist Kenneth Goldsmith beschrijft in zijn Uncreative Writing: Managing Language in the Digital Age (2011) hoe de digitale cultuur het ambacht van de schrijver sterk verandert. Technieken die traditioneel buiten het literaire veld stonden, zoals databasen, programmeren en het verplaatsen en hergebruiken van teksten, behoren nu tot het domein van de artistieke vaardigheden.
De vergelijking met popmuziek ligt voor de hand. Coveren, adapteren en samplen voegen steeds meer betekenissen toe; het idee van plagiaat lijkt in de popmuziek te verdwijnen. Door teksten van het ene medium naar het andere over te hevelen en te âherkaderenâ (reframing) ontstaat iets nieuws. Perloff noemt dit moving information, een term die suggereert dat het hergebruiken van informatie een proces is dat iets in beweging brengt. Haar concept van het âonoriginele genieâ ziet ze alomtegenwoordig op het internet, âthat has made copyists, recyclers, transcribers, collators, and reframers of us allâ.
Niet alleen het schrijven, ook de leeservaring verandert. In zijn invloedrijke verkenning De barbaren (2006) en in zijn recent verschenen The Game (2019) onderzoekt schrijver en docent Alessandro Baricco de gevolgen van technologische innovaties. Volgens Baricco bevinden we ons in een mutatie, een overgangsfase. In zijn verkenningen beschrijft hij hoe in de nieuwe wereld (die hij âThe Gameâ noemt) een ‘nieuwe soort ontstaat’ (de barbaren) die niet langer diepgang nastreeft, maar connectie.
In relatie tot lezen betekent dat onder meer dat het papieren boek niet vervangen wordt door digitale producten, maar dat de leeservaring en de status van de tekst verandert:
De kwaliteit van het boek, voor de barbaren, schuilt in de hoeveelheid energie die dat boek kan ontvangen van andere verhalen, en vervolgens weer kan doorgeven aan nieuwe verhalen. Als er hoeveelheden wereld âdoor een boek heen gaanâ, is dat boek het lezen waard; terwijl een boek dat de hele wereld bevat maar dan in âstilstandâ zonder communicatie met de buitenwereld, een nutteloos boek is.
Van keten naar kringloop
Samenhangend met deze veranderingen in de status van het schrijverschap, zien we ook het economisch model veranderen: van een productgericht in een cultuurgericht model. De keten van het literaire bedrijf neemt steeds meer de vorm aan van een kringloop.
Die âoudeâ keten van het literair bedrijf was in wezen een hiĂ«rarchisch proces. De auteur creĂ«erde, de agent, uitgever, vertegenwoordiger, drukker, binder en boekhandelaar kochten en verkochten rechten en boeken, en aan het einde van de rij stond de lezer, de consument â ver verwijderd van de productiemiddelen (de mogelijkheid te publiceren en te distribueren), en ver van de geniale maker. Good old Marx zou dit proces vervreemding noemen.
In de 21ste eeuw zien we dat de economische waarde, die lange tijd voornamelijk werd bepaald door deze handel in rechten en boeken, steeds meer medebepaald wordt door een toegevoegde waarde die niet gestoeld is op de verkoop van rechten of van een fysiek product. Mensen zijn bereid te betalen voor wat ook wel âhet sociale lezenâ wordt genoemd: kennisoverdracht, masterclasses, uitwisseling van ervaringen en vaardigheden, de beleving en de samenkomst zelf. Je zou dit een cultuurproducerende waarde kunnen noemen.
Een andere manier waarop deze kringloop zich manifesteert is de verhouding lezer-schrijver. Er wordt niet meer alleen door schrijvers geschreven; vrijwel iedereen produceert content. De gebruikers van media zijn ook makers geworden. Instagrampoëzie en het delen van stories op dat platform zijn daar een voorbeeld van. Ook cocreëren schrijvers en lezers binnen nieuwe genres als crowd sourced poetry en fanfictie.
De schrijver verandert van een genie dat gericht is op het uiten van zijn of haar (vaker zijn) gepsychoanalyseerde zelf, in een middel voor de maatschappij om zich te uiten. Hiermee lijkt de schrijver van nu op de schrijver van voor de uitvinding van de boekdrukkunst: een herverteller van de verhalen die leven in de samenleving.
Voorbeelden van deze âhedendaagse Canterbury Talesâ zijn het Refugee Tales-project van Ali Smith, de indrukwekkende getuigenissen in de boeken van Svetlana Alexijevitsj en de veelbetekenende literaire community-projecten van bijvoorbeeld Ădouard Louis en Christine Otten.
Co-creatief makerschap met maatschappelijke impact
Naast Robotstories zijn er de afgelopen jaren nog twee projecten waarin Wintertuin co-creatief makerschap met een maatschappelijke impact onderzocht: Jantine Wijnjaâs Wie hoort er bij jouw âșwijâč? en Wintertuins Schrijfwerkplaats.
Overige projecten waarin we de komende jaren collectiviteit onderzoeken zijn onder andere Het Verhalenhuis (voor oudere mensen), Alledaagse Rouw (voor naasten en nabestaanden van terminaal zieke mensen) en De Staat van het Verhaal (een platform voor verhalen van maatschappelijke waarde).Â
Wie hoort er bij jouw âșwijâč?Â
Met haar boek Wie hoort er bij jouw âșwijâč? (2020) verkende maker Jantine Wijnja in samenwerking met Wintertuin een heel andere vorm van cocreatiefmakerschap. Van juni 2019 tot maart 2020 bevroeg Wijnja een aantal inwoners van de Drentse dorpen Annerveenschekanaal, Eexterveen, Eexterveenschekanaal en het ernaast gelegen Bareveld en Nieuwediep over twee onderwerpen: de ervaring van hun leefomgeving en hun kijk op de themaâs verbinding en afzondering.Â
Het bij Wintertuin Uitgeverij verschenen Wie hoort er bij jouw âșwijâč?  is een tekstcollage, een boek volledig opgebouwd uit citaten uit deze gesprekken. De gesprekken zijn opgenomen, uitgeschreven, en fragmenten van de transcripties zijn thematisch met elkaar vervlochten. Dat is terug te zien in het boek; waar de tekst van spreker verspringt, staat er een stip als deze · onder de tekst. Te lezen zijn de ervaringen van velen, door Jantine herordend op basis van wat opviel. Hier lees je een aantal fragmenten uit het boek.
De Schrijfwerkplaats
Een vergelijkbare meerstemmigheid horen we ook in Wintertuins Schrijfwerkplaats. De Schrijfwerkplaats is gericht op volwassenen met een migratieachtergrond die zich artistiek willen ontwikkelen in het Nederlands. Het creatief schrijven focust op de artistieke expressie in het Nederlands en is voor deze (aspirant-)schrijvers een aanvulling op de taallessen die zij volgen in de Taalcafés van openbare bibliotheken en bij NT2-scholen.
In de Schrijfwerkplaats begeleiden aan Wintertuin verbonden schrijvers een half jaar lang mensen die Nederlands leren bij het schrijven van verhalen, gedichten en columns. Na afloop worden de beste teksten door de deelnemers zelf geselecteerd voor publicatie. Deze teksten worden bijeengebracht in een gezamenlijke uitgave per groep. Per editie vinden er bundelpresentaties plaats in openbare bibliotheken en op literaire festivalpodia.
Mensen nemen deel aan de Schrijfwerkplaats voor hun eigen artistieke ontwikkeling. Daarom is in de Schrijfwerkplaats het uitgangspunt wat de deelnemers zĂ©lf willen doen, wat zĂj willen maken. En wordt samen met de deelnemers onderzocht hoe je een verhaal vertelt wanneer de taal waarin je denkt, afwijkt van de taal waarin je schrijft.
Collectief eigenaarschap
Het collectief schrijven bij Robotstories, een tekstcollage als Wie hoort er bij jouw âșwijâč? en participatieprojecten zoals de Schrijfwerkplaats roepen vragen op over de relatie tussen schrijvers onderling en/of over de relatie schrijver-deelnemer/geĂŻnterviewde, over participatie versus professioneel auteurschap en over het eigenaarschap van het verhaal.
Hoe zet je op basis van vertrouwen, wederkerigheid en artistieke onafhankelijkheid gezamenlijk teksten op papier? Een vraag die we stellen bij al onze co-creatieprojecten. Zoals schrijfster Christine Otten, die schrijfgroepen in gevangenissen organiseert en voor haar publicaties zoals De laatste dichters (2004) regelmatig uit haar bubbel stapt, zegt:Â
Voor de schrijver vergt inleving meer dan enkel empathisch vermogen; pas wanneer je bereid bent als auteur jezelf uit te leveren, en je volledig te verbinden met je (al of niet fictieve) personages, pas dan vertellen ze je iets wat je nog niet wist en verandert er iets. Verbinding betekent verandering. Vergelijk het met de liefde: wanneer je niet bereid bent afgewezen te worden, gekwetst te worden, een blauwtje te lopen, blijf je altijd opgesloten in jezelf. Maar wanneer je je overgeeft en die ander doet dat ook, ontstaat er iets wat niet meer jij is of die ander, maar iets nieuws, dat onbenoembare âietsâ dat jou verbindt met de ander. Hetzelfde soort âietsâ waarvan je literatuur weeft.
In de woorden van Merlijn Huntjens: meer âja, enâ dan âja, maarâ. Wat betekent dit voor schrijvers, voor teksten en auteursrecht? Dat gaan we de komende jaren onderzoeken.