Tot hier en verder

Marjolijn van Heemstra  - 10 mei 2023

We openden en sloten het Wintertuinfestival 2023 af met een speech. De openingsspeech werd verzorgd door Lisa Weeda, die het festivalthema Je bevond je hier in een historische context plaatste en reflecteerde op de vraag hoe we hier gekomen zijn. Marjolijn van Heemstra keek in haar afsluitende speech vooruit en ging in op de vraag waar we naartoe bewegen.

Foto door Marco de Swart

Tot hier en verder | Marjolijn van Heemstra

En verder…..

Verder is precies waar ik de afgelopen maanden over schreef terwijl ik werkte aan het essay voor de Maand van de Filosofie.
Verder en vertes, is waar mensen al eeuwenlang het antwoord willen vinden op de problemen van hier en nabij.
In de jungle van Suriname, op de top van de Voltzberg, ligt een gedenksteen met daarop mijn achternaam. Hij werd geplaats tin 1923 door de toenmalige gouverneur Aarnoud van Heemstra toen die met een klein gezelschap naar boven klom.
Zijn dochter Jacqueline, die mee was op de reis, beschrijft in haar dagboek hoe de expeditie verliep. Hoe lastig het was om op hun tennisschoenen omhoog te komen op het gladde steen, hoe de veldflessen met whiskey hen naar boven hielpen en hoe het adembenemende uitzicht vanaf de Voltzberg haar betoverde. ‘Bomen, bomen en nog eens bomen.’ Haar vader was van het uitzicht wat minder onder de indruk. In een brief naar huis schreef gouverneur Van Heemstra dat het panorama hem deed denken aan een ‘broccoliveld’ en daar bleef het bij. Ik schoot in de lach toen ik dat las. Een van de grootste oerbossen ter wereld gereduceerd tot een akkertje.
Waarschijnlijk dat zijn blik te maken had met het hiërarchische systeem waarin hij als gouverneur opereerde. Als witte kolonist was hij de zon waar de wereld om draaide. In vergelijking met de zon is alles klein. Bovendien werd dit land al eeuwen door kolonialen beschouwd als een wingewest. De schoonheid van de natuur was ondergeschikt aan wat die natuur de Hollandse schatkist kon opleveren.
En Van Heemstra zag daar op die berg veel mogelijkheden. Dit overvolle, oeroude landschap moest wel vol bodemschatten zitten. Zijn gouverneurschap zou in het teken gaan staan van mijnbouw. Kort nadat hij op de Voltzberg stond, zou hij noordelijker in Suriname massaal bomen laten vellen. Hij zou wegen laten aanleggen waar ooit water kronkelde. De grond laten openbreken op zoek naar steenkool en bauxiet.
Hij zag het voor zich, daar op de top. Het graven, drillen, boren. De diepe mijnen die rechtstreekse gangen naar voorspoed moesten worden.
Maar eerst wilde hij een blijvende stempel drukken op deze Surinaamse berg.
Aarnoud van Heemstra had een grote steen besteld met daarin uitgehakt: zijn achternaam. Mijn achternaam. Hij had de dragers behalve de steen ook specie laten meesjouwen om de steen op de top vast te metselen.
Jacqueline beschrijft de uitgelaten sfeer na het voltooien van de operatie. Het gezelschap had het gevoel een missie te hebben volbracht. Deze grote groene long van de aarde was al meer dan twee eeuwen in handen van de Hollanders, maar nu lag er ook diep in dit bos eindelijk bewijs van hun aanwezigheid. Steen op steen.
Toen ik in 2014 zelf de Voltzberg beklom lag de steen er nog altijd. En de afgelopen jaren dook hij vaak in mijn gedachten op. Ik denk aan de steen als iemand mij vertelt dat volgens de leer van de tao de agressie van een cultuur kan worden afgelezen aan de sporen die ze achterlaat in het landschap.
Ik denk aan de steen als er weer eens een treurig rapport verschijnt over de impact van mijnbouw op een landschap. Als de zoveelste rivier wordt vervuild, het zoveelste bos wordt geveld en de zoveelste gemeenschap geruïneerd. En ik denk aan die gênante steen als een ander ongerept gebied in het vizier is gekomen van de mijnbouwindustrie. Ons hemellandschap. De ruimte.
De afgelopen jaren was het vaak in het nieuws: ons zonnestelsel blijkt verpletterende bodemschatten te herbergen. Er gaan lijstjes rond. De asteroïde Psyche bijvoorbeeld, zou grondstoffen bevatten ter waarde van 10 triljoen dollar. Davida, met een waarde van 27 triljoen dollar. Allerlei asteroïden blijken dragers van onmetelijke rijkdom. De eerste triljardair op aarde, voorspelde de beroemde astronoom Neil deGrasse Tyson in 2015, zal dat fortuin in de ruimte vergaren.
Voorlopig staan de rijkdommen van de asteroïden alleen nog in verbeelding tot onze beschikking, er is nog geen techniek om ze op betaalbare wijze naar de aarde te verschepen.
Toch is er een reden om ruimtemijnbouw niet al te makkelijk af te doen als verre toekomstdroom. Want dichter bij de aarde bevindt zich een landschap waar mijnbouw op kortere termijn rendabel lijkt te kunnen worden. De maan – het meest bekeken, meest bezongen landschap van onze soort. Een hemellichaam met een gigantische culturele, spirituele en poëtische waarde voor de mensheid. Maar economische waarde, die had de maan nog niet.

Tot nu. 

In augustus 2021 werd voor het eerst een stukje van de maan verhandeld. Lunar Outpost, een Amerikaans bedrijf gericht op mijnbouw op de maan, was een van de vier partijen die in 2020 door NASA werden gecontracteerd om in de toekomst een kleine hoeveelheid maangrond te verzamelen en aldaar op te slaan. En de directeur kreeg die zomer van ‘21 een absurde cheque van NASA overhandigd, van tien dollarcent, alvast een vergoeding voor vijftig gram regoliet.
Het leek een kleine stap, het was een grote sprong. Met deze contracten werd de juridische route verkend die buitenaardse mijnbouw mogelijk moet maken. Waar het om ging was het scheppen van een precedent.
Ondanks het minuscule bedrag was hier dus sprake van een enorme transactie: het verhandelen van de maan was officieel begonnen.
De commerciële interesse in het maanlandschap heeft een nieuwe space race ontketend. Voor de komende tien jaar staan niet minder dan tweehonderdvijftig maanmissies gepland, van zowel nationale als commerciële ruimtevaartorganisaties. Northern Sky Research, een onderzoeksbureau gespecialiseerd in ruimtevaart, voorspelt dat de opkomst van de lunaire economie de komende tien jaar 105 miljard dollar zal opleveren.
Er zijn op onze bijplaneet verschillende grondstoffen te vinden. Voor al deze grondstoffen geldt dat het voorlopig nog onbetaalbaar is om ze veilig hier te krijgen. Dat is dus een project voor de lange termijn.
Maar er is daarboven ook een grondstof die al sneller winst oplevert: water, opgesloten in gesteenten en aanwezig in de vorm van ijs op de zuidpool van de maan. Hier kan waterstof van worden gemaakt, dat gebruikt kan worden voor het produceren van raketbrandstof. Vanaf het oppervlak van de maan kun je vanwege de geringere zwaartekracht een stuk makkelijker en goedkoper ruimtevaartuigen lanceren. Het hemellichaam wordt gezien als een stapsteen voor verdere reizen in ons zonnestelsel. Een tankstation op weg naar Mars, vol bodemschatten die op de lange termijn wellicht binnen bereik komen.
Opvallend – verontrustend – is de taal waarin die glanzende plannen voor exploitatie van de maan worden uitgedrukt. Een taal die verraadt wat er met die toekomstplannen mee zal reizen. Het koloniale denken.
‘De maan is voor de mensheid vandaag wat de Nieuwe Wereld was voor de Europeanen zeshonderd jaar geleden’, stelt een onderzoeker van NASA opgewekt in een interview. Het is een boude vergelijking; die Nieuwe Wereld, het Amerikaanse continent, werd zeshonderd jaar geleden met veel geweld door de Europeanen binnengedrongen.
Toch trekt de ruimtevaartindustrie deze parallel tussen ruimtevaart en de Europese kolonisatie van overzeese gebieden vaker. In een lespakket voor scholen vergelijkt NASA de verkenning van het zonnestelsel klakkeloos met de ontwikkeling van de eerste Engelse kolonie in Noord-Amerika. De bekende Mars-wetenschapper Robert Zubrin herhaalt al jaren dat de mens ‘is gemaakt om het heelal te koloniseren’ en hij is bij lange na niet de enige.
Alsof het woord ‘koloniseren’ niet doorbuigt onder de last van het verleden. Alsof het koloniseren en exploiteren van onze planeet de afgelopen eeuwen geen verwoestende sporen trok in land- en gemeenschappen. 


Ik herinner me hoe ik even na mijn bezoek aan de Voltzberg over Suriname vloog. Onder me zag ik de grote littekens in het landschap. Ze waren van de mijnen waar gouverneur Van Heemstra met zoveel enthousiasme voor had gepleit. Hoe meer mijnbouw hoe beter, was zijn devies geweest. Broccoli genoeg. Dat dit bos onderdeel was van een groot systeem, waar hij via talloze onzichtbare draden ook zelf onderdeel van was, dat zag hij niet – of wilde hij niet zien. Het landschap als geheel vertegenwoordigde geen waarde, de losse eenheden deden dat wel. Gekapte stammen, afgewogen kilo’s bauxiet.
Want alleen in losgebroken stukjes en beetjes levert de wereld je geld op. Lange tijd geloofden we dat die afgebroken delen wel weer terug zouden groeien. Wat de mens uit het systeem wegsneed, zou de wereld uit zichzelf herstellen. Er zijn genoeg vlaktes, bergen, bossen, oceanen en rivieren. Drillen maar. Zagen maar. Vissen maar. De wereld is als een wandelende tak, een afgebroken poot groeit gewoon weer terug. Lang leve de regeneratie.
Tot bleek dat vlaktes, bergen, bossen en rivieren niet zo onuitputtelijk waren als gedacht. Dat niet alles zomaar teruggroeit of herstelt, en dat het onttrekken van waardevolle onderdelen het ecosysteem als geheel ernstig beschadigt.
Dit fragmentarische denken, dit lospeuteren van waardevolle onderdelen uit een systeem, is het fundament van het koloniale denkpatroon, stelt schrijver Amitav Ghosh in een interview. ‘Ecologische interventies,’ zegt hij, ‘waren niet zomaar een bijproduct van het kolonialisme. Ze vormden de kern ervan.’ De wildernis moest worden onderworpen, produceren naar de kapitalistische standaard van de Europese bezetter.
En die koloniale mentaliteit leeft door in onze huidige omgang met de aarde, leeft door  in een wereld waarin nog altijd talloze grondstoffen worden losgepeuterd uit levende systemen om te worden omgezet in economisch kapitaal. De huidige crisis van onze planeet, zegt Ghosh, vindt haar oorsprong in het westerse kolonialisme met zijn minachting voor inheemse volkeren, dieren en natuur.
Punt is: de erfenis van eeuwen kolonialisme is lang en breed bekend. We wéten hoe de wereld steeds verder in verkoopbare eenheden werd opgedeeld, hoe vernietigend dat was. We wéten hoe lokale rijkdom werd verscheept waarna gebieden en gemeenschappen berooid achterbleven, als ze het al overleefden. We weten het. Dus zou je denken dat die oude fouten waar mogelijk hersteld worden, en in elk geval niet herhaald. Maar wie zich ook maar een beetje verdiept in de commerciële ruimtevaart maakt zich geen illusies.. Terwijl op aarde steeds luider werd geroepen om dekolonisatie, sloop het kolonialisme stilletjes de coulissen in, hees zich in een nieuw kostuum. En nu betreedt het als glanzend vooruitzicht het toneel. De ruimte koloniseren. Een oud, destructief wereldbeeld wordt verkocht als progressief, toekomstbestendig idee.
Wat drijft de mens naar verre landschappen om zich die vervolgens toe te eigenen? Het meest voor de hand liggende antwoord is hebzucht. Maar die hebzucht wordt gedragen door een wereldbeeld, een levenshouding, gebaseerd op een verleidelijk verhaal.
‘We moeten naar de ruimte om de aarde te redden,’ stelde miljardair Jeff Bezos in 2019. Bezos is als oprichter van Amazon een van de rijkste mannen ter wereld en wordt gerekend tot de grootste ruimtebaronnen van onze tijd. Hij ijvert al jaren voor een industriële zone tussen aarde en maan. Daarmee wil hij bijdragen wat hij een ‘grote reddingsoperatie’ noemt. Waar de aarde precies van gered moet worden? Bezos’ antwoord op die vraag is veelzeggend.
‘Als we willen blijven groeien,’ zegt hij, ‘kan dat alleen in een systeem dat niet eindig is.’ De aarde stelt grenzen. ‘Hier blijven betekent dat we op de lange termijn onze energieconsumptie zullen moeten beperken,’ aldus Bezos. En dat, vindt hij een ‘bad way to go’. De oplossing: het koloniseren van de ruimte.
Hij staat in die opvatting niet alleen. De afgelopen jaren zagen een snelle groei van het aantal bedrijven met kosmische ambities. NewSpace is de verzamelnaam voor deze groep interplanetaire ondernemers.
Op hun websites stellen ze bijna zonder uitzondering dat het exploiteren van het heelal een noodzakelijke ontwikkeling is om de mensheid in de toekomst voor aardse schaarste te behoeden. Het wordt gepresenteerd als een feit. We groeien hier op aarde uit onze jas, want de mens wil altijd meer. ‘Expand our planet. Expand our future,’ is het motto van ispace, dat zich richt op mijnbouw op de maan.
Terwijl we op de thuisplaneet tegen steeds meer grenzen aanlopen, draagt de ruimte de belofte in zich van eeuwige expansie en die belofte gaat over meer dan geld. Want wie rijk wil worden, kan beter inzetten op aardse dan op buitenaardse mijnbouw. Om dat laatste rendabel te maken, is nog veel technologische ontwikkeling, tijd en volharding nodig. Investeren buiten de dampkring is bovenal een investering in een toekomstdroom, een waarin de mensheid oneindig kan blijven groeien.
Het is niet moeilijk de aantrekkelijkheid van dit idee te zien. Het heelal als ontsnappingsroute uit de benauwde werkelijkheid op aarde. Hier piepen en kraken de (eco)systemen, maar buiten de atmosfeer ligt een ongerept landschap dat grenzeloos benut kan worden. Een nieuw begin. Een land of plenty.
Behalve door kapitaalinjecties wordt de NewSpace-beweging gevoed door de romantische overtuiging een bijdrage te leveren aan het behoud van onze soort. Het is een verwarrende kluwen van winstbejag en nobele intenties. Veel NewSpace-ondernemers hangen de overtuiging aan dat alleen een interplanetaire verhuizing de mensheid veiligstelt op de lange termijn.
Ruimtebaron Elon Musk spreekt zich hier graag over uit. Met zijn kapitaal zou hij op aarde levens kunnen redden, maar hij wil geen mensen redden: hij wil de mensheid redden. Dus steekt hij zijn geld liever in raketten. Want het echte gevaar ligt wat hem betreft buiten de aarde. Het is de inslag van een asteroïde die ons in de toekomst zou kunnen treffen. Of, op de nog langere termijn, het moment waarop de straling van de zon sterker wordt en de aardse atmosfeer aantast (dat moment breekt aan over honderden miljoenen jaren, maar toch). Stel je voor dat je alles inzet op een eerlijke, schone wereld en dan schiet er een monsterlijke ruimterots recht op de aarde af. ‘It would be like, “Good news, the problems of poverty and disease have been solved, but the bad news is there aren’t any humans left”,’ stelt Musk.
En dus, vindt hij, hebben we koloniën nodig op Mars, en op de lange termijn zelfs in een onvoorstelbare verte buiten ons zonnestelsel.
Concrete problemen hier en nu moeten wijken voor de problemen van een mensheid in een krankzinnig verre toekomst. De mensheid van vandaag is het redden niet waard, maar onze achter-achter-achter-achter-enzovoorts-kleinkinderen kunnen rekenen op de ruimtebaronnen.


In zijn boek
The World Turned Inside Out onderzoekt politicoloog en historicus Lorenzo Veracini het gedachtegoed van dat oude Europese kolonialisme, dat nu een nieuw leven krijgt in de ruimte. Volgens hem is dat gebaseerd op ‘horizontaal denken’. In samenlevingen waar eeuwen geleden tekorten ontstonden, of maatschappelijke tegenstellingen groeiden en sociale onrust de kop opstak, werd verplaatsing als oplossing gezien. Wie zich thuis niet meer thuis voelt heeft twee opties: in opstand komen en het thuis heroveren óf ergens anders een nieuw thuis stichten. De kolonisten kozen voor optie twee.
De gebieden die in de droom van een nieuw thuis moesten voorzien, waren uiteraard niet leeg. Lokale gemeenschappen betaalden de prijs. Het conflict dat thuis werd ontvlucht werd zo alsnog uitgevochten, tegen ‘vijanden’ die niets anders deden dan leven waar ze altijd leefden.
Ook het landschap moest het ontgelden. Op grote schaal werd het aangetast en uitgeput en veelal overschreven. Bergen, bossen en baaien werden vernoemd naar de plaatsen uit het land van herkomst. In weerwil van de werkelijkheid werd het land beschouwd als leeg, een plek zonder ziel of verhaal die je wel even in een vreemde mal kon duwen.
Wat er al is en was wordt daarbij over het hoofd gezien omwille van wat er komt. De waarde van het land wordt beoordeeld op de potentie het om te vormen naar de eigen behoeften, en beoordeeld op toekomstige winst.
De ruimtebaronnen, stelt Veracini, zijn de nieuwe voortrekkers van deze horizontale houding. De oplossingen voor onze problemen liggen dit keer niet buiten het eigen werelddeel, maar buiten de eigen atmosfeer.
Verplaatsing wordt zo opnieuw een alternatief voor lokale verandering. Deze wisseltruc, waarin verandering wordt vervangen door verplaatsing, valt volgens Veracini te verklaren door angst voor verandering.
Het doet denken aan het motto van het prachtige boek De tijgerkat van Giuseppe Tomasi di Lampedusa, waarin de Siciliaanse elite probeert te overleven in de roerige negentiende eeuw: alles moet veranderen opdat alles hetzelfde blijft. Wie niet wil veranderen, of niet weet hoe, zoekt de oplossing buiten zichzelf. En het is de omgeving van de mens die daarvoor de prijs betaalt. De grond, de lucht, de andere mensen, de dieren waarmee we tijd en ruimte delen. En nu dus ook het heelal en als eerste: de maan. Want als wij ons consumptiepatroon hetzelfde willen houden, zal de maan moeten veranderen.
Als we dit destructieve koloniale denken straks meenemen de ruimte in betekent dat een verdere bestendiging van een mentaliteit waar we juist vanaf moeten.
Dan krijgen fouten uit het verleden een echo in het heelal, vertoont de maan straks even diepe littekens als het landschap van Suriname.
Wat stel je tegenover het idee van een maan die in stukjes en beetjes mag worden verkocht? Een maan die ondeelbaar is, autonoom, met recht op lichamelijke integriteit. De maan erkennen als rechtspersoon. Dat oeroude wezen in onze gemeenschap opnemen.
Rechten voor de maan zullen de mijnbouw hoogstwaarschijnlijk niet tegengaan, maar ze kunnen wel een morele blauwdruk vormen voor toekomstige buitenaardse activiteit. Ze faciliteren een ander soort gesprek over landschappen in de ruimte, een gesprek dat nu nog vooral over economische winst en kolonialisme gaat. Rechten voor de maan geven taal aan de niet-economische waarden.
Zeker mensen in de ruimtevaartindustrie fronsen de wenkbrauwen bij dit idee, is mijn ervaring. Het bereizen en koloniseren van het heelal wordt geassocieerd met vooruitgang, moderniteit, wetenschap, berekeningen. Een hemellichaam als een wezen beschouwen past daar niet bij. Zoiets stamt uit de tijd van mythes en goden. Een tijd waarvan veel mensen geloven dat die ver achter ons ligt.
Maar laten we niet vergeten dat ook de ruimtevaart zelf diep vervlochten is met mythes. De mythe die ten grondslag ligt aan de commerciële ruimtemijnbouw is die van de niet-aflatende groei waarin de wereld – en nu de ruimte – moet veranderen opdat de mens hetzelfde kan blijven. Het horizontale verhaal dat ooit de kolonisten op pad stuurde.
Het is tijd om hier een verticaal verhaal naast te plaatsen. Waarin de maan haar diepte terugkrijgt, kan herrijzen uit de dode hoop stof die er te lang van haar gemaakt is.
Hiervoor is een taal nodig die niet beschrijft, maar verweeft. Niet uitlegt, maar toedicht.
Een taal waarin de maan een gezicht heeft, een status en rechten. Een taal waarmee wij een antwoord kunnen geven op de vraag wat ze waard is als ze ons geen geld oplevert.
Kijk daar, waar je niets ziet, daar ligt een oeroude herinnering van de aarde, een traag ademend landschap dat ons in beweging zet, daar liggen meren van ijs en schaduwvalleien, de voetstappen van een groepje koelbloedige mannen. Kijk daar, een lichaam dat bepaalt wanneer palingen migreren, welke nachten de oehoe zijn veren oppoetst om in haar koude licht soortgenoten te verleiden, een lichaam dat de route van mestkevers beïnvloedt en de ontwikkeling van wortelstelsels, die het snelst groeien tijdens een dalende maan. Kijk daar, het meest bezongen, meest vereerde landschap van de mensheid dat jaarlijks miljoenen homo sapiens doet samenstromen in ceremonies gebaseerd op haar cycli – van de maandans in Mexico en de hindoeïstische dag van de volle maan tot de maanfestivals die elk voorjaar door heel Azië gevierd worden.
En daar, verder aan de hemel, Mars, onze roestige buurman met de hoogste berg van het zonnestelsel. Ergens in die rode grond zullen we hoogstwaarschijnlijk een kleine vorm van leven vinden. Buitenaardse microben waarmee we ons zonnestelsel delen.
En verder weg de planetoïdengordel, waar je niet alleen bodemschatten vindt maar ook de bouwstenen van het leven op aarde. Het waren waarschijnlijk de planetoïden die ons in een ver verleden mogelijk maakten toen ze massaal in botsing kwamen met onze eigen planeet.
Wie verticaal kijkt, afdaalt in ruimte en tijd, vindt overal verwantschap.

Marjolijn van Heemstra werkt als dichter, schrijver, theatermaker, journalist en podcastmaker. In haar werk onderzoekt ze op een toegankelijke manier hoe we anders kunnen nadenken over onszelf en de wereld. Met haar dichtbundels en romans won Van Heemstra verschillende literaire prijzen en haar laatste roman werd in acht landen vertaald. Van Heemstra was jarenlang columnist bij Trouw en houdt zich momenteel bezig met de theatervoorstelling De Nacht-Wacht, waarin ze onderzoek doet naar de waarde van duister in een overbelichte stad. Sinds 2019 schrijft van Heemstra voor De Correspondent over de vraag hoe de ruimte ons kan helpen om anders naar de aarde te kijken. Haar non-fictie boek over dit thema, In lichtjaren heeft niemand haast, werd verkozen tot NPO radio 1 Non-Fictie Boek van het Jaar 2021. Ook maakt Van Heemstra regelmatig podcasts (Sør (2018), Stadsastronaut (2019), Als geschiedenis in je opstaat (2022)) waarin ze je meeneemt in haar zoektochten.