Vanuit de huid een bosbrand

Hannah Chris Lomans  - 16 juni 2020

Proza geïnspireerd door de performance Hallo

De zomer van 2020 is afgelast. Door de coronacrisis zijn alle evenementen gecanceld en zitten we aan de bank gekluisterd. Om je FOMO een klein beetje te verzachten, vragen we iedere maand een schrijver om verslag te doen van een evenement dat geen doorgang kon vinden. 

Hannah Chris Lomans liet zich voor deze tekst inspireren door Hallo, een performance die hen samen met Marieke Polderdijk in juni had willen uitvoeren. In de performance, die draait om lichamelijkheid en intimiteit, ontmoeten twee lichamen elkaar op een zandvlakte.

 

Vanuit de huid een bosbrand

Stilte hangt tussen de bomen. Geen vogels. Geen insecten. Alleen het geruis van bladeren. Je ligt op een open plek. Vlekken zonlicht. Een tintelen in je vingertoppen. Je schouders. Je onderbenen. Je spreidt je langzaam uit over de grond. Met je ogen dicht. Je voelt hoe de vlekken zonlicht op die huid vallen. Een warme plas boven je navel. Vochtige koelte op je schouder. En de druk van de koele grond die je omwikkelt. Het geruis van je laptop vermengt zich met het geruis van de bladeren.

Je opent je aan elkaar gekleefde oogleden. Minuscule haartjes die goud glanzen in het zonlicht. Er is een tweede lichaam. Ook dat lichaam ligt op de grond. Het onderzoekt de aarde waarop het ligt. Alsof het wakker wordt uit een winterslaap. Jullie voelen elk zandkorreltje dat aan jullie huid blijft kleven. Jullie klauwen je vingers in de grond. Jullie houden je vast aan de aarde, laten weer los en houden weer vast. Je hoort het ademen van het andere lichaam, alsof het te dicht op de microfoon zit. Er zit aarde onder jullie nagels. Tussen jullie vingers. Jullie liezen. Je sluit je ogen weer. Kon je altijd maar zo naakt zijn.

Je laat zandkorrels tussen je vingers door glijden en heuveltjes vormen op een buik, waar ze tussen de haartjes blijven hangen. Een landschap vormen. Met de soepelheid van een muisbeweging glijdt de rug van je hand over die buik naar beneden. Streelt de haartjes in één richting. Trekt banen in het landschap van zand. En er begint iets te knisperen. In het kreupelhout. Om jullie heen smeult iets. Een koortsig kloppen in gewrichten. In bomen. De open plek is zwartgeblakerd. Je laptop is gloeiendheet. Begint steeds harder te blazen. En nog steeds hoor je dat ademen. Een vinger strijkt over je voorovergebogen rug naar beneden. Jullie kijken toe hoe de eerste struiken in brand vliegen. Na een paar minuten is het geruis oorverdovend.

De boomgrens hebben jullie achter je gelaten. Jullie wisten dat jullie naar de berg toe moesten. Het was de enige logische optie, nadat de vlammen alles hadden platgebrand. Met elke stap laten jullie een voetafdruk van as achter op de stenen. Hoe hoger jullie klimmen, hoe kouder de lucht is. De bergtop is net zichtbaar. Jullie voetzolen zijn bedekt met sneetjes van scherpe stenen. Jullie voelen het niet.

Jullie staan op de top van de berg. Aan de rand van de krater. Jullie kijken uit over de vlakte. Ver onder jullie de verkoolde resten van de bomen. Niets is meer te onderscheiden. Het is een waas van grijze pixels. Her en der een oranje vlek, waar het vuur nog woedt, als moedervlekken op een huid. Beneden blijft het branden terwijl de nacht valt.

Het wordt donker en de lucht is ijl. Vlijmscherp. Elke centimeter van jullie huid prikt alsof jullie zijn ondergedompeld in ijswater. Het prikken glijdt jullie keel in en dijt uit als een wolk in jullie longen. Rijp vormt zich op de stenen. Op jullie buiken. Op de asgrijze, concentrische cirkels. Jullie kijken elkaar niet meer in de ogen. Jullie weten toch van elkaar waar jullie zijn.

Hoe lang duurt deze nacht al? Alsof de tijd zelf is bevroren. Jullie weten niet meer wanneer jullie voor het laatst hebben gegeten. Al het overbodige hebben jullie achtergelaten. Niets wordt meegedragen. Behalve dat wat in het lichaam besloten ligt. Jullie zijn huid, spier en skelet. De laatste vuren beneden zijn uitgegaan. Het is nu enkel jullie en de sterren.

Jullie zijn je namen vergeten. Twee lichamen zonder geschiedenis. Jullie staan met de armen gespreid naar het middelpunt van de berg gericht. Als standbeelden. Alsof jullie je willen warmen aan de krater. Jullie kijken op naar de sterren, achter die ijle, blauwzwarte lucht.

Dat wat in het lichaam besloten ligt. Iets dat zich niet laat bevriezen.

Als de zon opkomt wordt de bergtop als eerste verlicht. Een zee van oranje pixels. De stenen zijn bedekt met bloemen.

Jullie huid is glad. Spiegelend. Al het haar weggeschroeid. De vlammen slaan om jullie heen. Jullie zijn bedekt met as. Om de beurt betekenen jullie elkaar. Met de navel als middelpunt brengen jullie lijnen aan. Een wijsvingernagel die als een schaatsenrijder over de plastic huid krast. Van een afstand zijn jullie grijs. Helemaal bedekt met as. Van dichtbij zie je de concentrische cirkels als jaarringen op de buik liggen.

 

Hannah Chris Lomans is schrijver. Hen studeerde Creative Writing te ArtEZ en volgde het Slow Writing Lab, een vrije master van het Nederlands Letterenfonds. Hen houdt van teksten die zich niet laten vangen in een genre. In 2020 nam Hannah Chris deel aan de Parijsresidentie van Vlaams-Nederlands Huis deBuren en publiceerde het chapbook Blijf de kou wegstrijken bij Wintertuin Uitgeverij. Hun teksten verschenen onder meer in De Gids en NRC Handelsblad. Ook stond Hannah Chris op de podia van Brainwash Festival, Wintertuinfestival, Nieuwe Types, Perdu en Frontaal.