Vergezichtenfestival 2024

Mei-yun Boswinkel Petra Katanic  - 20 juni 2024

Zaterdag 15 juni vond de derde editie van Wintertuins Vergezichtenfestival plaats bij azc Arnhem (Elderhofseweg). Een festival vol gerechten, mode en verhalen voor jong en oud. Met optredens, muziek, workshops en eten. Azc- en wijkbewoners deelden hun teksten, bekende auteurs en artiesten traden op en publiek uit Arnhem en omstreken schoof aan voor het eten en het programma. Speciaal voor Wereldvluchtelingendag presenteren we vandaag enkele van de resultaten van het festival. Te beginnen met zes teksten uit de Schrijfwerkplaats, gevolgd door een van de bijdragen aan het programma Ver-Talen, waarin Mei-yun Boswinkel je meeneemt op een tweetalige reis door het perspectief van een van de buurtbewoners van het azc. De foto’s werden gemaakt door Petra Katanic.

 

 

Schrijfwerklplaats

De Schrijfwerkplaats is creatief schrijven voor mensen die Nederlands leren. Jonge schrijvers begeleiden de deelnemers bij het oproepen en optekenen van hun verhalen. De deelnemers, allen NT2-leerlingen, schrijven en herschrijven hun verhalen, gedichten en columns onder deze professionele begeleiding. Het creatief schrijfproces is een aanvulling op de taallessen die de deelnemers volgen bij NT2-scholen en Taalcafés, en focust op de artistieke expressie in het Nederlands. De Arnhemse editie van de Schrijfwerkplaats werd in Rozet begeleid door Maaike Rijntjes, terwijl Sanne van Otten de groep in het azc inspireerde en stimuleerde.

 

De pen is weer in mijn hand | Xiaoru

Dagen, maanden en jaren
Was ik mijn pen vergeten
Maar nu: er is een pen in mijn hand!
En dat wil ik niet meer neerleggen.

 

Fragment uit ‘Hope remains the title of life’ | Zakia Issa

Fatima: ‘Hello, hello, who is this? Walat is it you?’
Father: ‘Dear son, are you OK?’
Mother: ‘My heart Walat tell me the truth are you
OK?’ (She is near to cry.)
Walat: ‘Yes, yes I am OK, don’t worry! Now I have
to go, because it is dangerous to talk longer, don’t
worry I will contact you again.’

 

Fragment uit ‘Een liefdevolle hond’ | Shewit

Laat me je meenemen naar een paar jaar geleden.
Het was de tijd dat ik een leerling was. Ik bracht
mijn schoolvakantie door in Asmara en tijdens
mijn vakantie was er iets dat mij zorgen baarde:
mijn angst voor honden. In de buurt waar ik
verbleef waren er veel. De stok waarmee ik liep,
maakte een krakend geluid en de honden wilden
weten waar dat geluid vandaan kwam, dus blaften
ze luid naar me.

 

Fragment uit ‘Web’ | Jean Michel

I took good care of my friend whom
I nicknamed Web and we became
inseparable. The beginning was not
easy for me, because in our walks I
carried my friend on my shoulders and
Web kept peeing and pooping on me.

 

Fragment uit ‘Het luchtmeisje’ | Xiaoru

Opeens verander je.
Opeens verstop je.
Opeens bloei je.
Ook spring je hier en daar.
Je danst met je zeer zacht en
Overtuigend krachtige lichaam.
Als een sexy meisje met lang haar.
Het haar soms los maar ook vast.

 

Fragment uit ‘Oude vriend’ | Konstantinos Razos

Hoe laat is het, is het al tijd om te eten,
voor spelletjes of om te slapen?

De dag gaat zo snel als water.
Hoe laat is het nu, het is 01:00 uur ’s nachts.
En hoe laat is het nu, oww het is 04:00 uur
wakker worden!

 

 

Een paar dagen / A few days

Verteller: Frans, dorpsbewoner uit Elden | Schrijver: Mei-yun Boswinkel

Ik was negen jaar en ik had een hondje. Een fox hondje. Het was wit met een zwart-bruin kopje en een zwart vlekje op de rug. Hij heette Timmie, en we hadden hem geleerd dat als je eten voorhield, hij het alleen pakte wanneer je je rechterhand gebruikte. Uit je linkerhand pakte-ie het niet. Was een hele goeie hond. Hij blafte alleen als er vreemden kwamen, om ons te waarschuwen. Ook die vrijdag 29 september 1944.

When I was nine, I had a little dog, a fox terrier. It was white with a black and brown face and a small black spot on its back. His name was Timmie, and we taught him to only take food from your right hand. If you used your left hand, he wouldn’t approach. He was a really good dog, only barking to warn us when strangers came to our house. So too on that Friday, September 29, 1944.

Vlak voor het middageten kwam een Duitser het erf op. Wij – mijn ouders en broers en zussen – woonden op een boerderij, boerderij de Korenmaat, op ongeveer twee kilometer van Elden. Negen dagen geleden hadden Duitse soldaten al het achterhuis en een woonkamer gevorderd. Nu moesten we alles achterlaten. Al het vee en alles – de koeien en de varkens, de kippen en de konijnen. En de boomgaard, met de fruitbomen en de knotwilg. Naast die knotwilg had ik ooit stiekem een stukje tabaksblad opgerookt, van vader en mijn broers, waarna ik moest overgeven.

Just before lunch, a German soldier showed up at our farm. My family – my parents, siblings, and I – lived on a farm called The Bushel, about two kilometers from Elden. Nine days earlier, German soldiers had already taken over the back of the house and a living room. Right then and there, we had to leave everything behind – the livestock, the cows and pigs, the chickens and rabbits, and the orchard with the fruit trees and the old willow tree. By that tree, I once secretly smoked a piece of tobacco leaf from my dad and brothers, and it made me throw up.

‘Binnen een uur het huis uit,’ was het bevel. We hebben toen gauw een platte wagen volgeladen met kleding en wat beddengoed. Ons bruine paard met haar veulen zetten we ervoor, en daar gingen we, ons gezin met opoe, mijn oma, en de buren, familie Bosman. Mijn vader mende het paard met de wagen waar opoe op zat. Mijn broers fietsten voor hem uit. Ik ging te voet, samen met mijn moeder en zussen. Timmie liep naast me. Ik had hem aan de riem, zodat-ie niet weg zou lopen, ’t was maar een klein hondje, daarom mocht-ie mee. Over de Rijnbrug.

‘Out of the house in an hour,’ was the order. We quickly loaded a carriage with clothes and some bedding. We hitched our brown mare and her foal to it and set off. Our family, including opoe, my grandma, together with the neighbours, the Bosman family. My dad guided the horses and carriage. My brothers rode their bikes ahead of us. I was walking with my mom and sisters. Timmie walked next to me. I had him on a leash so he wouldn’t run off. He was a small dog after all, so he could come along. Cross the Rijnbrug with all of us.

Ik was vijf jaar toen de oorlog uitbrak. Ik was bekend met de vliegtuigen. ’s Nachts werd je wakker van een brommend geluid. Als je naar buiten keek zag je schijnwerpers. Lichtbakken noemden wij het. Die stonden geloof ik op Arnhem-Noord. Die zochten met lichtstralen van verschillende kanten in het donker de lucht af. En als ze zo’n vliegtuig in de schijnwerper hadden, dan begon ’t.

I was five when the war started. I was used to the planes. You’d wake up at night to the roaring sound of engines. If you looked outside, you’d see searchlights. We called them ‘lichtbakken’. They were set up around Arnhem-North, scanning the sky. When they caught a plane, all hell would break loose.

Toen wij de Rijn overstaken, daar op die brug, op klaarlichte dag kwamen de vliegtuigen. Op het moment dat de granaten om ons heen uiteenspatten, was alles wat we konden doen: bidden. Ik heb tot Maria gebeden. En mijn moeder ook trouwens. Wij allemaal. Wees gegroet, daar begint het mee. Wees gegroet Maria. Vol van genade. En dat, naar mijn gevoel, heeft ons erdoorheen geholpen, want we liepen richting het geschut, naar het noorden, en toch kwamen we allemaal heelhuids aan in Otterlo, waar we toen van een boer een aanbod kregen. Een groot kippenhok en een schuur die al een poos leegstonden. Daar konden we met zijn twintigen in. Onze familie en de buren. En Timmie, die een eigen mandje zou krijgen. We dachten: het is toch maar voor een paar dagen.

When we crossed the Rijnbrug in broad daylight, planes came. And when the shells exploded around us, all we could do was pray. I prayed to Mary. So did my mom. All of us did. Hail Mary, full of grace. And I believe that saved us because we were walking towards the artillery, heading north, and still, we all made it to Otterlo. There, a farmer offered us an empty chicken coop and a shed to stay in. Our family and the Bosmans, and Timmie, who got his own basket. We thought it’d be just for a few days.

Een paar dagen met z’n allen in een rij op de vloer slapen. Een paar dagen de vloer van zand telkens aanharken. En ’s avonds naar de buurman luisteren. Hij kende allerlei oude liedjes die hij na het eten ging voorzingen als we in het kippenhok zaten. Om het een beetje gezellig te maken. ‘Aan de muur van het oude kerkhof / stond een knaapje lief en teer / en vroeg aan ’t lief heertje boven / wanneer komt mijn moesje weer?’ Wij luisterden dan. In het donker want ook in het kippenhok moesten we de ramen verduisteren.

A few days of sleeping together in a neat row on the floor. A few days of constantly sweeping the sand floor. Of listening our neighbour singing old forgotten songs after dinner in the chicken coop to keep things cheerful. ‘Aan de muur van het oude kerkhof / stond een knaapje lief en teer / en vroeg aan ’t lief heertje boven / wanneer komt mijn moesje weer?’ We’d sit and listen. In the dark because even in the coop we had to keep the windows blacked out.

Ik weet nog dat het op 4 mei overal feest was. Elden was in april al bevrijd, maar in meer noordelijk Nederland was het nog oorlog. Wij zaten toen nog in Otterlo. Konden natuurlijk nog niet direct naar huis, omdat overal mijnen lagen en de Rijnbrug nog was afgesloten. Dat duurde nog enkele weken voordat mijn vader en mijn broers en een zus van me teruggingen om de boel te verkennen. Pas later ben ik met mijn moeder, en mijn andere zussen en oma teruggekomen naar Elden.

I remember the celebrations on May 4th. Elden was liberated in April, but the northern parts of the Netherlands were still at war. We still lived in Otterlo by that time. We couldn’t go home right away because of all the mines and the Rijnbrug being closed. It took a few more weeks before my dad, brothers, and one of my sisters went back to explore the state of our farm. I went back with my mom, my other sisters, and grandma to Elden, later on.

Tegenwoordig is Elden een rustig dorp. Eens per jaar een kermis. Er is een carnavalsvereniging, en een mooie moderne kerk. Arnhem noemt het een wijk van Arnhem, maar de echte Eldenaren zien het als een apart stukje dorp. Maar toen wij terug naar huis keerden in 1945, en langs het dorp kwamen, was er niks meer van over. De meeste huizen waren met de grond gelijkgemaakt, en ook de kerk was aan brokstukken opgeblazen. We troffen onze boerderij aan als één grote puinhoop. Om het huis en in het huis was niks meer terug te vinden van vroeger. Her en der lagen nog wat uniformen en helmen. Overal door de kamers zag je schroeivlekken op de vloer en sigaretten. Een hoop achtergelaten munitie. Van de Duitsers, of misschien wel de geallieerden, de Canadezen of de Engelsen, of wie dan ook van de andere kant die daarna erin was getrokken.

Today, Elden is a quiet village. We have a fair once a year, a carnival association, and a nice modern church. Arnhem likes to call it a part of Arnhem, but the real Elden folks view it as a separate village. But when we returned home in 1945, the place was a wreck. Most houses were leveled, and the church was blown to bits. Our farm was a mess. Inside and around the house, nothing was like it used to be. There were uniforms and helmets scattered through the rooms. Scorch marks and cigarette butts everywhere. A bunch of leftover ammo. From the Germans or maybe the Allies – the Canadians or the British, or whoever moved in after we left.

Ik was tien jaar ondertussen. Samen met Timmie ben ik de wei ingetrokken. Hier en daar lagen om het huis dode koeien. Het was opnieuw mei. Verschillende fruitbomen waren kapot, maar dat wat nog over was van de boomgaard stond in bloei. De knoppen zaten in het blad. Er waren rijpe appels en pruimen en kersen.

I was ten by then. Timmie and I went out into the fields. There were dead cows lying around the house. It was May again. Some of the fruit trees were damaged, but what was left of the orchard was in bloom. There were buds on the branches. We had ripe apples, plums, and cherries.

Later ben ik met mijn kinderen en kleinkinderen nog vaak naar de boerderij teruggegaan Lieten we ze daar spelen. Het gedeelte van de koeien en waar hooi en alles lag, dat is nu omgebouwd tot een leslokaal voor kinderen. De ouwe schuur is voor een groot deel nog hetzelfde gebleven, wel gerestaureerd. Je kunt nog steeds de boomgaard bezoeken. En de historische knotwilg, waarnaast ik vroeger als klein jochie heb overgegeven. Die moet nu al zo’n honderd jaar zijn.

Later on, I took my kids and grandkids to the farm many, many times. We let them play there. The part where the cows lived and where we kept the hay, is now a classroom for kids. The old barn is mostly the same, though restored. You can still visit the orchard. And the historic willow tree where I threw up as a kid. It must be about a hundred years old now.

Mei-yun Boswinkel is vaak op pad, op zoek naar verhalen, zowel fysiek als online. Momenteel studeert ze Creative Writing aan ArtEZ. Ze schrijft met oog voor menselijkheid en dan vooral de ongemakkelijke, onwetende kant daarvan. Haar werk vertaalt zich in proza, audio en non-fictie.

Petra Katanic is in Servië geboren. Vanwege de oorlog in Joegoslavië in de jaren 90 is ze naar Nederland gevlucht. Als kind tekende ze altijd, en toen ze een tiener werd, ging dit vanzelf over in graffiti. Ze schreef zich in bij de kunstacademie, maar ontdekte al snel dat formeel schilderen niets voor haar was. Fotografie is voor haar een meer natuurlijke vorm — het stelt haar in staat zichzelf uit te drukken en dichter bij mensen te komen. In 2018 is ze cum laude afgestudeerd aan de Fotoacademie in Amsterdam.